• Je kunt teksten over familie begrijpen en gebruiken zowel schriftelijk als mondeling.
• Je kent het werkwoord ‘avoir’ (hebben).
• Je kunt tot en met 20 tellen in het Frans.
• Je kunt het bezittelijk voornaamwoord begrijpen en gebruiken.
• Je kunt een werkwoord dat eindigt op -er vervoegen.
• Je kunt vraagwoorden begrijpen en gebruiken.