27 november klas BI1
Vanavond branden wij .....
A
een kaas
B
een kaart
C
een kaars
D
een Kars
1 / 31
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Vanavond branden wij .....
A
een kaas
B
een kaart
C
een kaars
D
een Kars
Slide 1 - Quiz
Wat voor weer is het?
A
Het regenen!
B
Het regent!
C
Het regen!
Slide 2 - Quiz
Wat gaat de mevrouw doen?
A
Zij was gaat doen.
B
Zij gaat was doen.
C
Zij gaat de was doen.
D
Zij de was gaat doen.
Slide 3 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Een jongen en meisje eet taart.
B
Een jongen en een meisje eet taart.
C
Een jongen en meisjes eten taart.
D
Een jongen en een meisje eten taart.
Slide 4 - Quiz
Wat betekent 'korting'?
A
Het kost meer geld.
B
Het kost minder geld.
Slide 5 - Quiz
Is dit duur of goedkoop?
A
duur
B
goedkoop
Slide 6 - Quiz
Als je rijk bent...
A
heb je veel geld
B
heb je weinig geld
Slide 7 - Quiz
Als je arm bent...
A
heb je veel geld
B
heb je weinig geld
Slide 8 - Quiz
De film is spannend..
Ik ben ........
Ik ben ........
A
angst
B
bang
C
feer
D
vrees
Slide 9 - Quiz
A
het aplaus
B
het applous
C
het aplous
D
het applaus
Slide 10 - Quiz
De jongen ........
A
trekt de kerstboom mee.
B
trekt de kerstmisboom aan.
C
trekken aan de kerstmisboom.
D
trekken aan de kerstboom.
Slide 11 - Quiz
Een brief doe je in een......
A
envulop
B
enveloppe
C
envelop
Slide 12 - Quiz
Het is al......
Ik moet gaan slapen.
Ik moet gaan slapen.
A
laatste
B
laats
C
laat
D
late
Slide 13 - Quiz
Dat huis is heel duur!
A
Goed
B
Fout
Slide 14 - Quiz
Gaa je mee naar het restaurant?
A
Goed
B
Fout
Slide 15 - Quiz
Gisteren belde ik mijn moeder.
A
Goed
B
Fout
Slide 16 - Quiz
Wij springten op de trampoline.
A
Goed
B
Fout
Slide 17 - Quiz
De bloemen zijn root.
A
Goed
B
Fout
Slide 18 - Quiz
In de vakantie gaat we zwemmen.
A
Goed
B
Fout
Slide 19 - Quiz
Wij maken samen huiswerk.
A
Goed
B
Fout
Slide 20 - Quiz
Dit zijn politieagenten.
A
Goed
B
Fout
Slide 21 - Quiz
Dit is een slaapszak.
A
Goed
B
Fout
Slide 22 - Quiz
Op Youtube staan videos.
A
Goed
B
Fout
Slide 23 - Quiz
Dit is een
A
slag
B
slangt
C
slang
D
lang
Slide 24 - Quiz
In de dierentuin zijn leeuwen, tijgers en konijnen.
A
Goed
B
Fout
Slide 25 - Quiz
Dit is een ....
A
bril
B
camera
C
vertekijker
D
verrekijker
Slide 26 - Quiz
Dit is een .....
A
rainboog
B
regenboog
C
regencirkel
D
kleurenboog
Slide 27 - Quiz
Zij wil haar nagels....
A
verven
B
kleuren
C
tekenen
D
lakken
Slide 28 - Quiz
Deze meneer drinkt.....
A
yoghurt
B
milk
C
melk
D
melkt
Slide 29 - Quiz
Ik heb een ....... gekregen.
A
klok
B
kleine klok
C
horloge
D
horloge
Slide 30 - Quiz
Wat ga jij doen in de .......?
A
verkantie
B
vakantie
C
varkantie
D
facantie
