Tosca Menten 04 juni 2016
We hebben een jong poesje. Pip is piepklein, zacht als een veertje en ze heeft nagels. Die zijn zo lang en scherp dat een heks er jaloers op zou zijn. Al na een week rafelen de gordijnen en zitten er gaatjes in de bank. En in mij, want ze klimt zo langs mijn blote benen omhoog.
‘Au! Ga toch weg’, riep ik na de zoveelste keer. ‘Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken’, grijnsde mijn man. ‘Geen katje om zonder lange broek mee op schoot te zitten’, verbeterde ik.
Terwijl Pip wegwandelde, gingen we nieuwe spreekwoorden verzinnen die bij haar pasten. ‘Zoals de kat thuis krabt, krabt hij nergens – Wie niet sterk is, moet lange nagels hebben – Je nagels in andermans zaken steken – Als de kat thuis is, vlucht zijn bazin op tafel. ’ Uit de bijkeuken kwam een vreselijke stank. ‘Beter één kat in de hand, dan de lucht van tien kattenbakken’, kreunde ik. ‘Oost west, zonder Pip was het ’t best.'
- ADVERTENTIE -
powered by
Pip kwam weer terug, klom op de bank, loerde over het randje en sprong boven op onze hond. Die schrok zich rot en stoof weg. Pfff. Een kat heeft negen levens. Onze hond hopelijk ook!