Les 6: DNA, RNA en eiwitsynthese

Les 6
  1. Terugblik
  2. Leerdoel 10: Opbouw DNA
  3. Leerdoel 11: Eiwitsynthese
  4. Leerdoel 12: Functies van eiwitten
  5. Nakijken + huiswerk
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Les 6
  1. Terugblik
  2. Leerdoel 10: Opbouw DNA
  3. Leerdoel 11: Eiwitsynthese
  4. Leerdoel 12: Functies van eiwitten
  5. Nakijken + huiswerk

Slide 1 - Slide

Door welk onderdeel passeren vetmoleculen het celmembraan?

Slide 2 - Open question

Een bepaalde plantencel heeft een turgor die maximaal is. Hij verandert niet meer van grootte.
Is de osmotische waarde buiten de cel groter dan, kleiner dan of gelijk aan die in de cel?
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk

Slide 3 - Quiz

In het cytoplasma van een zenuwcel is de K+ concentratie veel hoger dan buiten de cel. Welk transportproces maakt dit mogelijk?
A
Diffusie
B
Passief transport
C
Actief transport
D
Osmose

Slide 4 - Quiz

Een normale plantencel wordt in een ruime NaCl-oplossing van 5% gelegd. Op een bepaald moment laat het celmembraan los van de celwand. Na enige tijd verandert de cel niet meer, er is een ruimte ontstaan tussen celwand en celmembraan. Wat bevindt zich in deze ruimte?
A
een NaCl-oplossing met een lagere osmotische waarde dan die van 5%
B
zuiver water
C
lucht
D
een NaCl-oplossing van 5%

Slide 5 - Quiz

IT-vraag
Amoeben zijn eencellige diertjes die onder andere in slootwater leven. Bij deze diertjes komen 'kloppende vacuolen' voor. Hiermee wordt overtollig water naar buiten gepompt. Er wordt een experiment uitgevoerd waarbij een aantal uit slootwater afkomstige amoeben in zeewater worden gelegd en een aantal in gedestilleerd water.
Eén van beide groepen amoeben verliest door osmose water. Welke groep is dat? Bij welke groep amoeben zullen kloppende vacuolen aanwezig zijn die met hoge frequentie samentrekken?

Slide 6 - Slide

Leerdoelen en begrippen
7. Ik kan de verschillende varianten van transport benoemen en herkennen
8. Ik kan beredeneren hoe watertransport door de celmembraan verloopt (osmose)
9. Ik kan uitleggen hoe cellen reageren op een hyper-, iso-, of hypotonische omgeving


Slide 7 - Slide

Leerdoelen en begrippen
10. Ik kan uitleggen (met binas) hoe DNA is opgebouwd
Fosfaatgroep, deoxyribose, stikstofbasen Adenine/Thymine/Cytosine/Guanine, DNA-molecuul, code, gen, (niet-)coderend DNA

Bron 6, binas 71ABC

Slide 8 - Slide

Leerdoelen en begrippen
11. Ik kan uitleggen (met binas) hoe de informatie in het DNA wordt omgezet naar eiwitten
RNA, stikstofbase Uracil, ribose, codon, startcodon, stopcodon

Bron 6, 71EJ

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Leerdoelen en begrippen
12. Ik kan de verschillende functies van eiwitten noemen
Bouwstof, afweerstof, enzymen, transportmiddel, hormonen, aminozuren

Boek 53, binas 67H

Slide 11 - Slide

Zelfstandig
  • Nakijken 2.5+3.3 en verbeteren
  • Leren 2.1, 2.5 en 3.3
  • Lezen 53 + 54
  • Maken 2.2: 1 t/m 7 voor donderdag
  • Begrippenlijst aanvullen + conceptmap

Slide 12 - Slide