2.2 DNA en specialisatie van cellen deel 2

Vandaag
  • Zelf aan de slag
  • Les 2: Oefenen voor de toets!

1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Vandaag
  • Zelf aan de slag
  • Les 2: Oefenen voor de toets!

Slide 1 - Slide

Zet de processen in de juiste volgorde
Afgifte de cel uit
vorming van eiwit
aflezen van DNA-informatie
transport door ER
transport door kernmembraan

Slide 2 - Drag question

Noem 3 verschillen tussen de bouw van DNA en RNA (binas 71C)

Slide 3 - Open question

Voor welk eiwit codeert dit stukje DNA (niet-coderende streng)?
TACAAGCCAATC
A
Met - Phe - Arg
B
Met - Phe - Gly
C
Met - Leu - Arg
D
Met - Leu - Gly

Slide 4 - Quiz

Leerdoel en begrippen
11. Ik kan verschillende functies van eiwitten benoemen 
  • Bouwstof (celmembraan, spieren)
  • Antistof (afweersysteem) 
  • Enzym (versnelt reacties; vertering, verbranding)
  • Transportmiddel (celskelet, hemoglobine) 
  • Hormoon (thyroxine, adrenaline)

Slide 5 - Slide

Specialisatie van cellen
Genen worden aan/uit gezet, zodat wel/geen eiwitten worden gemaakt

Slide 6 - Slide

Leerdoel en begrippen
12. Ik kan beredeneren wat het gevolg is van een mutatie in het DNA
Mutatie, puntmutatie

Slide 7 - Slide

Huiswerk
  1. Lezen boek: 2.2 (t/m 54)
  2. Biologiepagina extra uitleg + oefening
  3. Begrippenlijst aanvullen 
  4. Opdrachten: zie planner!
  5. Nakijken en verbeteren: uitwerkingen zie magister
  6. Vragen? 

Slide 8 - Slide

Oefening toets
  • Leerstof: 2.1, 2.5, 3.1 (86) en 3.3
  • OB/IT vragen (3xOB, 2xIT)
  • Maken, nakijken en verbeteren

Slide 9 - Slide

1. OB - begripskennis/stampwerk
Geef van elk organisatieniveau een voorbeeld uit de volgende tekst

Molecuul, organel, weefsel, orgaan, populatie

Slide 10 - Slide

Lees de tekst goed door: Producten met veel cholesterol verhogen de kans op hart- en vaatziekten. Aan de binnenkant van een bloedvat ontstaat een vetachtige ophoping, die de wand minder elastisch maakt en de bloedstroom belemmert. Als dit gebeurt bij de wand van een kransslagader, kan een gedeelte van het hartspierweefsel gebrek aan zuurstof en voedingstoffen krijgen. Hierdoor vindt in de mitochondriën geen verbranding meer plaats en sterft een deel van de hartspier af (hartinfarct). Niet iedereen is even gevoelig voor het ophopen van cholesterol. In sommige families komen hartinfarcten vaker voor dan gemiddeld.

Slide 11 - Slide

2. OB - begripskennis/stampwerk
  • Bekijk de dierlijke cel, binas 71C

  • Beschrijf van 6 celorganellen de functie zo duidelijk mogelijk op

  • Schrijf ook de organellen op waarvan je (nog) niet weet wat de functie is. 

Slide 12 - Slide

3. OB - begripskennis/stampwerk

Men legt enkele cellen uit een normale aardappel in gedestilleerd water. 

Wat gebeurt er met de osmotische waarde van de cellen? 
En met de turgor?

Slide 13 - Slide

4. IT - Doe iets met de kennis die je hebt
Het oogdiertje is protist, een eencellig eukaryoot organisme unieke kenmerken.

Geef aan om welke reden het organisme geen plant, dier, schimmel of bacterie is.

Slide 14 - Slide

5. IT - Doe iets met de kennis die je hebt
Amoeben zijn eencellige diertjes die onder andere in slootwater leven. Bij deze diertjes komen 'kloppende vacuolen' voor. Hiermee wordt overtollig water naar buiten gepompt. Er wordt een experiment uitgevoerd waarbij een aantal uit slootwater afkomstige amoeben in zeewater worden gelegd en een aantal in gedestilleerd water.
A Eén van beide groepen amoeben verliest door osmose water. Welke groep is dat? B Bij welke groep amoeben zullen kloppende vacuolen aanwezig zijn die met hoge frequentie samentrekken?

Slide 15 - Slide

1. OB - begripskennis/stampwerk
Molecuul: cholesterol, vet, zuurstof, voedingsstof
Organel: mitochondrie
Weefsel: hartspierweefsel
Orgaan: bloedvat, hart, kransslagader
Populatie: familie, mensen

Slide 16 - Slide

2. OB - begripskennis/stampwerk

Slide 17 - Slide

3. OB - begripskennis/stampwerk

Gedestilleerd water heeft een lage concentratie, dus hypotoon. Water stroomt de aardappelcel in. 

Osmotische waarde: lager
Turgor: hoger

Slide 18 - Slide

4. IT - Doe iets met de kennis die je hebt
Bladgroenkorrels

Grote centrale vacuole

Celkern

Celwand

Flagel/oogvlek

Mitochondrie/Golgisysteem/ER

Slide 19 - Slide

5. IT - Doe iets met de kennis die je hebt
A De groep in zeewater (=hypertoon)


B De groep in gedestilleerd water (=hypotoon)

Slide 20 - Slide

Oefening toets
  • Punten tellen (10=voldoende)
  • Analyseer welke stof je nog niet zo goed beheerst
  • Maak een plan van aanpak: hoe denk je dit volgende week wel te kunnen?

Maak gebruik van biologiepagina bij het voorbereiden!

Slide 21 - Slide