Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
Ga op je plek volgens plattegrond zitten
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 16 slides, with text slides.
Items in this lesson
Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
Ga op je plek volgens plattegrond zitten
Slide 1 - Slide
- Welkom + dagopening
- Stillezen
- Opdracht Betoog - Slot schrijven
- Opdracht Betoog - voorbereiding afronden
Doel:
- Je kunt in korte, krachtige zinnen opschrijven wat je bedoelt.
- Je hebt een stelling gekozen en hebt bronnen bij elkaar gezocht
- Je hebt je argumenten zo geformuleerd dat ze juist en geldig zijn
- Je argumenten zijn gesorteerd in je bouwplan
- Je hebt je inleiding en je slot geschreven
Vandaag in de les:
Slide 2 - Slide
Stillezen
timer
15:00
Slide 3 - Slide
Groepen:
- 3 leerlingen per groep (een van 4)
Wat doe je samen:
- Stelling kiezen
- Inlezen, bronnen delen, argumenten bedenken en bespreken
Wat doe je alleen:
- Standpunt innemen bij de stelling
- Bouwplan indelen
- Betoog schrijven
Opdracht betoog
Slide 4 - Slide
Basisstappen H25
Opdracht betoog
Slide 5 - Slide
Wat is een argument?
Eisen:
- Juist
- Geldig
Lijkt goed, is fout:
- cirkelredenering
- te snelle conclusie
Wat is een goed argument?
Een argument is juist als het geen feitelijke onjuistheden bevat.
Een argument is geldig als het ook daadwerkelijk over het standpunt gaat.
Je standpunt is eigenlijk hetzelfde als je argument.
Je trekt een conclusie op basis van een voorbeeld. Maar geldt het dan wel in alle gevallen?
Slide 6 - Slide
Opbouw H25
Bouwplan
Opdracht betoog
Slide 7 - Slide
Opdracht:
1. Beschrijf welk standpunt jij inneemt t.o.v. de stelling
2. Benoem en onderbouw de argumenten waarmee jij
je standpunt wilt onderbouwen.
3. Check van al je argumenten of ze juist en geldig zijn.
4. Ga na of jouw argumenten geen cirkelredenaties of te snelle conclusies zijn.
5. Kies welke argumenten jij wilt gebruiken
6. Zet deze argumenten in een bouwplan (zie bestand teams).
Standpunt en argumenten
Slide 8 - Slide
Doel inleiding:
- Lezer laten weten waar de tekst over gaat
- interesse wekken: men moet willen doorlezen
Hoe doe je dat:
- Zorg dat jouw standpunt heel duidelijk verwoord wordt;
- Benoem waarom dit onderwerp belangrijk voor je is;
- Dit kan door een anekdote te gebruiken of;
- een voorbeeld te geven of;
- een gedachten-experiment te doen: 'stel je voor dat...'
- een herkenbare situatie voor de lezer te schetsen
Een goede inleiding
Slide 9 - Slide
Doel inleiding:
- Lezer laten weten waar de tekst over gaat
- interesse wekken: men moet willen doorlezen
Valkuilen:
- 'ik ga je vertellen over...'
- Niet duidelijk noemen wat het onderwerp of jouw standpunt is. - Alleen maar heel zakelijk zijn.
- hallo/beste... (het is geen brief)
Een goede inleiding
Slide 10 - Slide
Doel Slot:
- (heel) kort argumenten herhalen;
- lezer meegeven dat het niet anders kan, dan het met
de schrijver eens zijn (conclusie)
- uitsmijter: een laatste zin die de lezer bijblijft.
- Bevat nooit nieuwe informatie
Een goed slot
Slide 11 - Slide
Doel Slot:
- (heel) kort argumenten herhalen;
- lezer meegeven dat het niet anders kan, dan het met de schrijver eens zijn (conclusie);
- uitsmijter: een laatste zin die de lezer bijblijft;
- bevat nooit nieuwe informatie.
Hoe doe je dat:
- Steekwoorden uit je argumenten terughalen.
- Gebruik woorden waardoor je als lezer meegenomen wordt: 'met zoveel voorargumenten moet je eigenlijk wel voor het mengen van jeugdteams zijn'
- Uitsmijter is heel erg stevig: 'Want wie wil nou niet dat we op de Olympische spelen in alle sporten gouden medailles halen?' / ' Want we moeten toch niet voor de torenhoge, vermijdelijke zorgkosten van een ander op willen draaien?!'
Een goed slot
Slide 12 - Slide
Hoe doe je dat:
- Steekwoorden uit je argumenten terughalen.
- Gebruik woorden waardoor je als lezer meegenomen wordt: 'met zoveel voorargumenten moet je eigenlijk wel voor het mengen van jeugdteams zijn'
- Uitsmijter is heel erg stevig: 'Want wie wil nou niet dat we op de Olympische spelen in alle sporten gouden medailles halen?' / ' Want we moeten toch niet voor de torenhoge, vermijdelijke zorgkosten van een ander op willen draaien?!'
Valkuilen:
- standpunt wordt niet herhaald
- Slot is te lang (houd het dus kort en bondig)
- Er worden nieuwe argumenten genoemd.
Een goed slot
Slide 13 - Slide
1. Kijk eerst naar jouw argumenten en 'label' deze in je bouwplan
Bijvoorbeeld: leren samenwerken, kansvergroting en gebruikmaken van elkaars sterke punten';
2. Herhaal in je slot deze labels en formuleer een concluderende zin;
3. Bedenk een uitsmijter om je tekst mee af te sluiten;
4. Schrijf je slot.
- Als je een voorbeeld of anekdote in je inleiding gebruikt hebt, kan het heel mooi zijn om daar in je slot nog kort naar te verwijzen. Kan jij dat?
Uitsmijter: zin om over na te denken, waar je heel blij van wordt, kan juist heel shockerend zijn.
Aan de slag:
Slide 14 - Slide
Wat is jouw doel met de inleiding:
- Bedenk hoe je wilt bereiken dat je stuk gelezen wordt
- welke emotie wil je oproepen bij je lezer;
- Bedenk een voorbeeld/ anekdote / prikkelende vraag
waarmee je de lezer vast kunt houden;
- Hoe sla je een brug tussen de inleiding en je eerste alinea?
Schrijf je inleiding!
Aan de slag
Slide 15 - Slide
- Leesboek meenemen.
- Je hebt je bouwplan ingevuld, je inleiding en je slot geschreven