Nieuwsbegrip Mount Everest AA verwijswoorden

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

De strategie van deze week:
Verwijswoorden 

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst -----> naar een ander woord of groepje woorden in de tekst. Of zelfs naar een hele zin. Je kunt een ander woord of een groepje woorden op die plaats invullen.


Slide 3 - Slide

Verwijswoorden zijn..
Voorbeelden van verwijswoorden zijn: hij, ze, mijn, zij, het, hun, dat, deze, die, we, dit, er, daar of hieruit.

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
Meestal staat het woord of het groepje woorden één regel eerder in de tekst.
Maar soms staat het wat verder terug.
Of juist een stukje verder.

Slide 5 - Slide

Wie weet een voorbeeld?
Ayoub kan goed voetballen. Daarom speelt hij bij Ajax.
Ik was op vakantie in Tanzania. Daar was het heel mooi.
Ali komt uit Syrie. Hij woont nu in Amsterdam.
Het is bijna Suikerfeest. Dat is een groot feest na de Ramadan.
Rodina komt uit Marokko. Daar is het mooi weer.


Slide 6 - Slide

Doel van de les
Aan het eind van de les kun je verwijswoorden herkennen en weet je waar die naar verwijzen. -------->

Slide 7 - Slide

Lees nu de tekst
Kom je nog woorden tegen die je niet goed kent? Gebruik dan de woordhulp. Schrijf tijdens het lezen steeds het volgende teken ->  op als je in de tekst een verwijswoord of een signaalwoord ziet. 

Slide 8 - Slide

Maak dan de vragen.
Werk samen in je groepje. Iedereen in je groepje heeft hetzelfde antwoord.

Slide 9 - Slide

Weet je nu wat verwijswoorden zijn?
A
Ja!
B
Nee
C
Een beetje

Slide 10 - Quiz

Hoe ging de samenwerking?
A
goed
B
niet goed
C
perfect
D
een beetje goed

Slide 11 - Quiz

Hoe vond je deze les met Lessonup
A
Interessant
B
goed
C
mwah
D
slecht

Slide 12 - Quiz