NB ANDY WARHOL

Lesdoel les 1
Om een tekst goed te begrijpen moet ik de betekenis van de woorden kennen.

Ik leer de betekenis van 10 woorden.

1 / 47
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 47 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lesdoel les 1
Om een tekst goed te begrijpen moet ik de betekenis van de woorden kennen.

Ik leer de betekenis van 10 woorden.

Slide 1 - Slide

We gaan lezen
Onderstreep de woorden in de tekst die je niet snapt of kent.

Iedereen moet meerdere woorden onderstreept hebben!

Slide 2 - Slide

Welke woorden heb jij onderstreept?
Juf geeft beurten.
Je hoeft geen vinger op te steken of te gillen.

Slide 3 - Slide

verschillend

Slide 4 - Slide

van verschillende landen

Slide 5 - Slide

het schilderij of de foto van iemands gezicht

Slide 6 - Slide

de manier waarop je iets doet

Slide 7 - Slide

niet te zeggen hoeveel iets kost

Slide 8 - Slide

niet meer te maken

Slide 9 - Slide

 in het begin, eerst

Slide 10 - Slide

opknappen, weer maken zoals het vroeger was

Slide 11 - Slide

het is jammer en niet nodig

Slide 12 - Slide

het mag volgens de wet

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

aan het werk
Maak de 25 vragen!

Lees de vragen goed!

Gebruik jouw woordenlijst!
timer
30:00

Slide 23 - Slide

Weet je nog: woorden
  • legaal
  • restaureren
  • aanvankelijk
  • uiteenlopend

Slide 24 - Slide

lesdoel 2
Ik kan spreekballonnen invullen en ik kan mij verplaatsen in iemand anders. Ik kan mij voorstellen wat de mening van iemand anders is.

Slide 25 - Slide

we gaan lezen


1. De eigenaar van het schilderij.
2. Prinses Beatrix.
3. Popart-kunstenaar Andy Warhol.
4. Eén van de dieven.



In de tekst komen verschillende mensen voor die iets te maken hebben met de inbraak. Wat vinden zij van de inbraak? Wat dachten zij toen de twee kunstwerken op straat werden gevonden?



Slide 26 - Slide

aan het werk
Vul de spreekballonnen in.

Klaar:
maak dan de extra vragen.


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

lesdoel 3
Ik snap de tekst nu goed en ik kan vragen over de tekst beantwoorden in mijn eigen woorden en met mooie zinnen.

Slide 33 - Slide

Inleiding
Lees regel 2 en 3 nog eens. Let op het woord Want in regel 2. Dit woord geeft aan dat er wordt uitgelegd waarom iets zo is
1
Let ook op het woord En in regel 2. Dit woord geeft een opsomming aan. Er wordt iets gezegd dat er ook nog bij hoort
2

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Waar verwijst Dat in regel 6 naar? Wat is uniek?

1
Lees regel 6 en 7. Let op het woord Want in regel 7. Dit woord geeft aan dat er een uitleg komt van waarom iets zo is.
2
Lees regel 9 tot en met 15 nog eens. Wat vertelt Anne Schulp in dit stukje over de vondst van de skeletten? Wat hij vertelt staat tussen
aanhalingstekens.
3
Hoe komt het dat er niet vaak een skelet wordt gevonden van een triceratops?
4
Waarnaar verwijst Dat in regel 15? Wat is extra bijzonder?
5

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Lees regel 21 tot en met 28 nog eens. Wat vertellen de deskundigen Jimmy de Rooij en Anne Schulp?
1
Let op het woord ook in regel 24. Dit woord geeft aan dat er een opsomming wordt gegeven. Er wordt iets genoemd dat er nog bij
hoort.
2

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Wat lees je in het stukje over het opgraven van de botten? En wat moest er daarna met de botten worden gedaan?
1
Wat vertelt Yasmin over het in elkaar zetten van de skeletten? Lees regel 34 tot en met 37 nog eens
2

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Waarop zijn ze trots in het museum in Boxtel? Let op het woord Want in regel 41. Dit woord geeft aan dat er een reden voor iets
wordt gegeven.
1
Wat is er nu gebeurd? Lees regel 46 en 47nog eens. Lees ook het onderschrift bij de foto die onderaan de tekst staat
2

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Aan het werk
timer
30:00

Slide 45 - Slide

lesdoel 3
Ik weet wat verwijswoorden zijn en ik een vergelijkinsschema maken.

Slide 46 - Slide

Aan het werk, maak de 6 vragen.
timer
30:00

Slide 47 - Slide