Replicatie & PCR

Replicatie & PCR
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Replicatie & PCR

Slide 1 - Slide

Wat is NIET nodig voor DNA replicatie in vitro? (PCR)
A
Taq DNA polymerase
B
dNTP's (nucleotiden)
C
Primase
D
DNA matrijs

Slide 2 - Quiz

Voor een PCR zijn primers nodig. Wat zijn primers en waar zijn ze voor nodig?
A
Het zijn stukjes DNA. Ze dienen als startpunt voor DNA-polymerase
B
Het zijn stukjes RNA. Ze dienen als startpunt voor DNA-polymerase
C
Het is een enzym dat een stukje DNA maakt zodat replicatie kan beginnen
D
Het is een enzym dat een stukje RNA maakt zodat replicatie kan beginnen

Slide 3 - Quiz

Waarom is PCR nodig van een gevonden DNA spoor?
A
Om het gevonden DNA te vermenigvuldigen
B
Om het gevonden DNA te vergelijken
C
Om het gevonden DNA veilig te stellen
D
Om het gevonden DNA te exporteren

Slide 4 - Quiz

In welke stap wordt bij een PCR het stukje DNA verdubbelt?
A
Denaturatie
B
Annealing
C
Extension

Slide 5 - Quiz

Welke enzymen zijn actief tijdens de replicatie?
A
Helicase, Taq-polymerase, Primase, Ligase
B
Helicase, DNA-polymerase, Primase, Ligase
C
Helicase, proteinase, primase en ligase
D
Helicase, DNA-polymerase, proteinase en ligase

Slide 6 - Quiz

Na het uitvoeren van een PCR worden de producten op gel gebracht voor een DNA elektroforese. Wat is er aan de hand als er niets te zien is op de gel?
A
De spanning heeft er te lang opgestaan
B
Het probleem is de PCR niet de elektroforese
C
De SybrGreen is niet toegevoegd aan de agarosegel
D
De SybrSafe is niet toegevoegd aan de agarosegel

Slide 7 - Quiz

Wat is de functie van MgCL2 in de PCR buffer?
A
Co-enzym voor DNA-polymerase
B
Zorgt voor juiste osmolaliteit voor DNA-polymerase
C
Zorgt voor juiste pH voor DNA-polymerase
D
Co-enzym voor primase

Slide 8 - Quiz

Wat is de functie van helicase tijdens het replicatieproces?
A
Het aanbouwen van nieuwe nucleotiden complementair aan het voorbeeld DNA
B
Het maken van een RNA-primer, wat zorgt voor een startpunt voor DNA polymerase
C
Het ontwinden van de DNA helix en het verbreken van de H-bruggen
D
Het aan elkaar plakken van Okazaki fragmenten op de lagging strand

Slide 9 - Quiz

Noem een verschil tussen een PCR en replicatie?

Slide 10 - Open question

Wat gebeurt er tijdens de hybridisatie/annealing stap van de PCR ?
A
Het DNA wordt verlengt bij +/- 72°C
B
De DNA strengen komen los van elkaar bij +/- 95°C
C
De primers binden aan de losse DNA strengen bij +/- 60°C

Slide 11 - Quiz

Tijdens de DNA isolatie wordt isopropanol gebruikt, wat is hiervan de functie in dit proces?
A
Precipitatie van het eiwitten
B
Precipitatie van het DNA
C
Losknippen van de eiwitten
D
Lyseren van de cellen

Slide 12 - Quiz

Als er nieuwe primers binnen komen op het lab, moeten deze getest worden, in welke stap van de PCR breng je dan variatie aan?
A
Denaturatie
B
Annealing / hybridisatie
C
Elongatie / extensie

Slide 13 - Quiz

Na de DNA isolatie wordt het DNA gemeten op de nanodrop. Er wordt een 260/280 ratio gevonden van 1,9, wat is er aan de hand?
A
DNA is zuiver
B
Het DNA is niet zuiver, er zijn teveel zouten en alcoholen aanwezig
C
Het DNA is niet zuiver, er zijn teveel eiwitten aanwezig
D
De 260/280 ratio zegt niets over de zuiverheid van het DNA

Slide 14 - Quiz

Je hebt 150 ng/ul DNA geisoleerd, je hebt een concentratie van 5 ng/ul DNA nodig in 50ul. Hoe maak je deze verdunning?

Slide 15 - Open question

1 is: RNA/DNA
2 is: RNA/DNA
A
1: RNA, 2: DNA
B
1: RNA, 2: RNA
C
1: DNA, 2: RNA
D
1: DNA, 2: DNA

Slide 16 - Quiz

RNA is DNA met een andere
A
suiker
B
fosfaatgroep
C
stikstofbase
D
alle drie anders

Slide 17 - Quiz

Wat is het verschil tussen
DNA en RNA?
A
RNA kan buiten de celkern komen
B
DNA heeft een dubbele helix en RNA een enkele
C
RNA heeft Uracil i.p.v. Thymine
D
A, B, en C zijn goed

Slide 18 - Quiz

De bouwsteen van DNA en RNA is:
A
Aminozuur
B
Nucleotide
C
Hexose
D
Pentose

Slide 19 - Quiz