Herhalen-H4-Brandstoffen

H4-Brandstoffen
Herhalen en oefenen, Quiz
1 / 21
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H4-Brandstoffen
Herhalen en oefenen, Quiz

Slide 1 - Slide

Bij verbranding wordt chemische energie omgezet in ...
A
koolstof en waterstof
B
CO2 en H2O
C
explosieve - en wrijvingsenergie
D
warmte, licht en/of bewegingsenergie

Slide 2 - Quiz

Een reactie waarbij energie vrijkomt, zoals een verbrandingsreactie, noemen we
A
ontledingsreactie
B
oxidatiereactie
C
exotherme reactie
D
endotherme reactie

Slide 3 - Quiz

Een stof die de aanwezigheid van een minder goed waarneembare stof kan aantonen, noemen we
A
pH-papier
B
reactieproduct
C
reagens
D
koolwaterstof

Slide 4 - Quiz

Als wit custardpoeder geel kleurt, wijst dat op de aanwezigheid van:
A
koolstofdioxide
B
water
C
zwaveldioxide
D
koolstofmonooxide

Slide 5 - Quiz

Helder kalkwater is een reagens voor de stof
A
koolstofdioxide
B
water
C
zwaveldioxide
D
koolstofmonooxide

Slide 6 - Quiz

Bij een volledige verbranding van koolwaterstoffen ontstaan
A
steeds verschillende reactieproducten
B
roet en giftig koolmonoxide
C
koolstof en waterstof
D
water en koolstofdioxide

Slide 7 - Quiz

Bij een onvolledige verbranding van koolwaterstoffen ontstaan onder meer
A
steeds verschillende reactieproducten
B
roet en giftig koolmonoxide
C
koolstof en waterstof
D
koolstofdioxide en water

Slide 8 - Quiz

Ruwe aardolie heeft een kookpunt van 302 graden Celcius
A
waar
B
onwaar

Slide 9 - Quiz

Bij de destillatie van aardolie treden chemische reacties op
A
waar
B
onwaar

Slide 10 - Quiz

De alkanen met het kleinste aantal koolstofatomen verlaten de destillatiekolom
A
aan de bovenkant, want hebben het hoogste kooktraject
B
aan de bovenkant, want hebben het laagste kooktraject
C
aan de onderkant, want hebben het hoogste kooktraject
D
aan de onderkant, want hebben het laagste kooktraject

Slide 11 - Quiz

De namen van de alkanen van kleinst naar wat groter zijn:
A
alkaan, alkeen, alkyn
B
C1, C2, C3, C4
C
methaan, ethaan, propaan, butaan, pentaan
D
hexaan, heptaan, octaan, nonaan, decaan

Slide 12 - Quiz

Hoeveel waterstofatomen heeft het alkaan met 5 koolstofatomen?
A
5
B
10
C
12
D
15

Slide 13 - Quiz

De fossiele brandstoffen aardgas, aardolie en steenkool, maken deel uit van de
A
snelle koolstofkringloop
B
trage koolstofkringloop
C
elementenkringloop
D
fossiele kringloop

Slide 14 - Quiz

Het vrijkomen van koolstofdioxide uit biomassa draagt bij aan het versterkte broeikaseffect
A
waar
B
onwaar

Slide 15 - Quiz

Zure vloeistoffen hebben een pH-waarde die ligt tussen 7 en 14
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Bij scheikunde noemen we het tegengestelde van zuur:
A
zoet
B
zout
C
bitter
D
basisch

Slide 17 - Quiz

Zwaveldioxide en stikstofoxiden in de lucht zorgen voor zure regen
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

De reactieproducten bij een explosie...
A
geven vaak veel energie af
B
nemen vaak een veel groter volume in
C
ontstaan altijd heel geleidelijk
D
zijn zuurstof en waterstof

Slide 19 - Quiz

Een groot voordeel van waterstof als brandstof is
A
dat waterstof heel veel voorkomt op aarde
B
alleen koolstofdioxide als reactieproduct
C
geen koolstofdioxide als reactieproduct
D
dat waterstof zeer explosief is

Slide 20 - Quiz

Een formule voor rendement van een installatie of motor is:
A
nuttige energie / totale energie * 100%
B
nuttige energie * 100%
C
totale energie * 100%
D
totale energie / nuttige energie * 100%

Slide 21 - Quiz