De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: -d of -dt?
Slide 4 - Slide
Persoonsvorm tt / vt
Slide 5 - Slide
Persoonsvorm tt / vt
Koen gaat naar de bakker.
Koen ging naar de bakker.
Slide 6 - Slide
Persoonsvorm tt / vt
Koen gaat naar de bakker.
Koen ging naar de bakker.
Slide 7 - Slide
Persoonsvorm tt / vt
Koen wil naar de bakker gaan.
Koen wou/wilde naar de bakker gaan.
Slide 8 - Slide
Persoonsvorm tt / vt
Koen wil naar de bakker gaan.
Koen wou/wilde naar de bakker gaan.
Slide 9 - Slide
Persoonsvorm tt / vt
Koen zal willen dat hij naar de bakker kan gaan.
Koen zou willen dat hij naar de bakker kon gaan.
Slide 10 - Slide
Persoonsvorm tt / vt
Koen zal willen dat hij naar de bakker kan gaan.
Koen zouwillen dat hij naar de bakker kon gaan.
Slide 11 - Slide
PVTT / PVVT
Slide 12 - Slide
Persoonsvorm tt
Meervoud: hele werkwoord
Enkelvoud:
ik = werkwoord -en
jij/hij/zij = ik-vorm +t
Slide 13 - Slide
Persoonsvorm tt
Koen en ik kijken
Ik kijk
Koen kijkt
Slide 14 - Slide
(PV)VT
NOOIT!!!!! -DT
Slide 15 - Slide
PVTT
Slide 16 - Slide
Is er geen -d?
DAN SCHRIJF JE GEEN -D!
Slide 17 - Slide
-d of -dt?
ik
loop
vind
houd
raad
jij
loopt
vindt
houdt
raadt
hij
loopt
vindt
houdt
raadt
wij
lopen
vinden
houden
raden
jullie
lopen
vinden
houden
raden
zij
lopen
vinden
houden
raden
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
“Waarschijnlijk vin_ u het geen probleem als wij de bestelde artikelen morgen al leveren”, mailde ik.
A
d
B
dt
Slide 20 - Quiz
Maak het woord af met een d, dt of t.
Vermoe__ jij ook dat het straks gaat regenen?
A
d
B
dt
C
t
Slide 21 - Quiz
Het voorlichtingsbureau van de Europese Unie bie... studenten voldoende stagemogelijkheden.
A
d
B
dt
Slide 22 - Quiz
Beantwoor_ je docent altijd alle vragen binnen drie werkdagen?
A
d
B
dt
Slide 23 - Quiz
Maak het woord af met een d, dt of t.
Tijdens zijn reis door India heeft Tom veel beleef__.
A
d
B
dt
C
t
Slide 24 - Quiz
Onthou..., dat je niet verzeker...bent!
A
dt, t
B
d, d
C
dt, dt
D
d, dt
Slide 25 - Quiz
“Wat dit inhou_, kan ik jullie nu nog niet vertellen”, zei mijn collega.
A
d
B
dt
Slide 26 - Quiz
Maak het woord af met een d, dt of t.
Niemand herken__ Marthe met haar nieuwe kapsel.
A
d
B
dt
C
t
Slide 27 - Quiz
d of t of dt ??
Vandaag verbran..... Bob zijn vingers vast weer!
A
t
B
d
C
dt
Slide 28 - Quiz
Is deze bewering waar of niet waar?
Als in een werkwoord geen -d voorkomt, schrijf je -dt.
A
waar
B
niet waar
Slide 29 - Quiz
Maak het woord af met een d, dt of t.
Jasper besef__ de gevolgen van zijn gedrag niet.
A
d
B
dt
C
t
Slide 30 - Quiz
Als je illegaal staatsgeheimen downloa..., belan... je in de cel.
A
dt, dt
B
d, dt
C
dt, d
D
d, d
Slide 31 - Quiz
Het trucje waarbij ik het werkwoord vervang door 'lopen' om te zien of een werkwoord op een -d of -dt eindigt, gebruik ik alleen in de tegenwoordige tijd.
A
Ja
B
Nee
Slide 32 - Quiz
Lastige werkwoordsvormen -d of -dt? Kies de juiste schrijfwijze.