H4 Thema 7 bs3

Basisstof 3: Ecosystemen
H4
Thema 7
Ecologie 
& Milieu
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Basisstof 3: Ecosystemen
H4
Thema 7
Ecologie 
& Milieu

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
7.3.1 Je kunt de voedselrelaties binnen een ecosysteem beschrijven.
7.3.2 Je kunt de energiestromen door een ecosysteem beschrijven.

Slide 2 - Slide

Voedselrelaties
In een ecosysteem zijn er voedselrelaties: wie eet wie?

Dieren die elkaar opeten wordt predatie genoemd.

Vraat is het eten van planten door dieren. 

Slide 3 - Slide

Voedselrelaties
Voedselrelaties geef je weer in een:
voedselketen of een voedselweb.

Pijlen zijn de energiestroom: Het overdragen 
van chemische energie in voedingsstoffen.

Slide 4 - Slide

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 5 - Quiz

Energiestroom
Autotroof: Zetten anorganische stoffen om in organische stoffen --> assimilatie (producenten).
  • Fotosynthese: het vormen van glucose uit koolstofdioxide en water met behulp van zonlicht

Slide 6 - Slide

Welke stoffen zijn anorganisch? en welke zijn anorganisch?
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
bladgroen

Slide 7 - Drag question

Energiestroom
Heterotroof: Afhankelijk van andere organismen om organische verbindingen te maken (consumenten).

In een voedselketen is sprake van trofische niveaus:
Producent --> consument 1ste orde --> consument 2de orde --> etc.
(1e trofische niveau) --> (2e trofische niveau) --> (3e trofische niveau) --> etc.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Energiestroom
Assimilatie: organische moleculen maken uit kleinere moleculen (alleen producenten)
  •  CO2 + H2O --> Glucose (koolstofassimilatie = fotosynthese)

Voor zowel autotrofe en heterotrofe organismen:
  • Glucose + andere stoffen --> eiwitten/koolhydraten/vetten/DNA (voortgezette assimilatie)

Slide 10 - Slide

Energiestroom
Dissimilatie: de afbraak van organische moleculen
  • Hierbij komt energie vrij, die wordt gebruikt voor assimilatie.
  • Organische stoffen worden door reducenten afgebroken tot anorganische stoffen (=mineralisatie).

Slide 11 - Slide

Sleep de termen naar de juiste beschrijvingen toe:
Deze organismen zetten de organische stoffen in detritus om in anorganische stoffen
Deze organismen assimileren organische stoffen
Deze organismen doen aan voortgezette assimilatie. Ze nemen organische stoffen op uit hun omgeving
producenten
consumenten
reducenten

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Biomassa
Biomassa: totale gewicht van alle organische stoffen

Slide 15 - Slide

Piramiden in een ecosysteem
Piramide van biomassa: geeft het drooggewicht van elk trofisch niveau weer. Heeft altijd een piramidevorm.
  • Per trofisch niveau is er verlies van biomassa door dissimilatie en afsterving van weefsel.
Piramide van aantallen: geeft de aantallen van elk trofisch niveau weer. Heeft niet altijd een piramidevorm.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Energiestroom

Slide 19 - Slide

Hiernaast zie je een piramide. De breedte van de balk van het onderste trofische niveau is smaller dan de balk daarboven.
Welke verklaring daarvoor is het meest aannemelijk?
A
bomen creëren minder biomassa dan bladeters
B
Alle bomen bij elkaar wegen minder dan alle bladeters bij elkaar
C
de getoonde piramide is een piramide van aantallen
D
Dit is een piramide uit een ecosysteem waar niet veel bomen groeien

Slide 20 - Quiz

Huiswerk
Maak opdracht: 15 tm 22
Maak: Test jezelf BS3


Na deze sheet zijn er nog exta oefen vragen

Slide 21 - Slide

Leg met behulp van dit voedselweb uit dat de kikker zowel een consument 2e orde als consument 3e orde is.

Slide 22 - Open question

Het proces dat in de reactievergelijking is weergegeven is een voorbeeld van
A
assimilatie
B
dissimilatie

Slide 23 - Quiz

Welke groepen van organismen zijn in staat tot dit proces?

Let op: meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A
producenten
B
consumenten
C
afvaleters
D
reducenten

Slide 24 - Quiz

Bonenplanten verdedigen zich tegen vraat van spint (mijteninfectie) door bepaalde stoffen aan te maken. Deze stoffen worden terpenen genoemd. Deze terpenen lokken roofmijten aan die de spint-mijten vervolgens opeten. Daarnaast zorgen de terpenen ervoor dat buurplanten ook terpenen aanmaken.
Van welke voedselrelatie is er sprake tussen de bonenplant en de spint?
Van welke voedselrelatie is er sprakke tussen de spint en de roofmijt?

Slide 25 - Open question

Bonenplanten verdedigen zich tegen vraat van spint (mijteninfectie) door bepaalde stoffen aan te maken. Deze stoffen worden terpenen genoemd. Deze terpenen lokken roofmijten aan die de spint-mijten vervolgens opeten. Daarnaast zorgen de terpenen ervoor dat buurplanten ook terpenen aanmaken.
Leg uit dat het functioneel is voor planten om de terpenen pas af te scheiden als ze worden bedreigd door herbivoren.

Slide 26 - Open question

Leg uit waarom niet de volledige hoeveelheid biomassa die geproduceerd wordt door producenten in een ecosysteem (bruto primaire productie) beschikbaar is voor de consumenten eerste orde.

Slide 27 - Open question