Vragend en ontkenned maken

Vragend en ontkenned maken
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vragend en ontkenned maken

Slide 1 - Slide

Vragend maken

Als er in de zin een vorm van to be staat, zet je dat woord voorraan om er een vraagzin van te maken
Bv: He is tall. Is he tall?

Slide 2 - Slide

Vragend maken
In alle andere gevallen gebruik je do, does of did
Do = tegenwoordige tijd (I, you, we, they)
Does = tegenwoordige tijd (He, she, it)
did = verleden tijd
In alle gevallen gebruik je het hele werkwoord in de zin
Bv: He liks ice. Does he like ice?
She talked a lot. Did she talk a lot?

Slide 3 - Slide

Ontkennend maken

Ontkennend maken is bijna hetzelfde
Bij een vorm van to be zet je not erachter
Bv: She is happy. She is not happy.


Slide 4 - Slide

Ontkennend maken

Bij andere werkwoorden gebruik je weer do, does of did alleen voeg je not toe tussen het hulpwerkwoord en het hoofdwerkwoord
Bv: They play soccer. They do not play soccer

Slide 5 - Slide

Kies de juiste vragende zin:
They were happy with the results.
A
Do they were happy with the results?
B
They were happy with the results?
C
Does they were happy with the results?
D
Were they happy with the results?

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste vragende zin:
He has a new car.
A
Does he has a new car?
B
Does he have a new car?
C
Do he has a new car?
D
Has he a new car?

Slide 7 - Quiz

Maak van deze zin een vragende zin:
The children are playing outside.

Slide 8 - Open question

Maak van deze zin een vragende zin:
They went to the concert last night.

Slide 9 - Open question

Kies de juiste ontkennende zin:
She likes playing tennis.
A
She not like playing tennis.
B
She does not like playing tennis.
C
She do not like playing tennis.
D
Does she not like playing tennis.

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste ontkennede zin:
They are visiting the museum.
A
Are they not visiting the museum.
B
They not visiting the museum.
C
They are not visiting the museum.
D
The do are not visiting the museum.

Slide 11 - Quiz

Maak van deze zin een ontkennende zin.
We will go to the beach tomorrow.

Slide 12 - Open question

Maak van deze zin een ontkennende zin.
She is cooking dinner.

Slide 13 - Open question

Zijn er nog vragen?

Slide 14 - Slide