Het woord waar de rest van de zin om 'draait'.
Verandert in een andere tijd, staat vooraan als je de zin vragend maakt, verandert als je van enkelvoud meervoud maakt en andersom.
Morgen koopt mijn moeder een taart.
Morgen kocht mijn moeder een taart
Koopt mijn moeder morgen een taart?
Morgen kopen mijn moeders een taart.