Extra oefenen zinsontleding

Doel van deze les
Extra oefenen met zinsontleding door het bespreken van lastige zinnen. 


1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doel van deze les
Extra oefenen met zinsontleding door het bespreken van lastige zinnen. 


Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Zouden die tien pakken frisdrank wel voldoende zijn?

Slide 2 - Open question


Verdeel de zin nu in zinsdelen.
Zouden die tien pakken frisdrank wel voldoende zijn?

Slide 3 - Open question

Is er sprake van een toestand of van een handeling?

Zouden die tien pakken frisdrank wel voldoende zijn?
A
toestand
B
handeling

Slide 4 - Quiz

Zouden die tien pakken frisdrank wel voldoende zijn?

Wat is nu het gezegde van deze zin?
A
zouden zijn (wg)
B
zouden voldoende zijn (ng)

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Zal het Nederlandse elftal tijdens de volgende wedstrijd gaan scoren?

Slide 6 - Open question


Zal het Nederlandse elftal tijdens de volgende wedstrijd gaan scoren?
Verdeel nu in zinsdelen.

Slide 7 - Open question

Is er sprake van een toestand of van een handeling?

Zal het Nederlandse elftal tijdens de volgende wedstrijd gaan scoren?
A
toestand
B
handeling

Slide 8 - Quiz

Wat is nu het gezegde in deze zin?

Zal het Nederlandse elftal tijdens de volgende wedstrijd gaan scoren?
A
zal scoren (ng)
B
zal scoren (wg)
C
zal gaan scoren (wg)
D
zal gaan scoren (ng)

Slide 9 - Quiz

De adviezen van mijn oom zouden morgen nog wel eens bruikbaar kunnen zijn. 
Benoem de pv en verdeel in zinsdelen.

Slide 10 - Open question

Benoem alle werkwoorden in de zin.

De adviezen van mijn oom zouden morgen nog wel eens bruikbaar kunnen zijn. 

Slide 11 - Open question

De adviezen van mijn oom / zouden / morgen / nog / wel /eens / bruikbaar / kunnen / zijn. 
ond / ng / bwb / bwb / bwb / bwb / ng / ng / ng

Slide 12 - Slide


Op het dak van het huis hebben bouwvakkers net een grote dakkapel geplaatst.

Wat is het gezegde in deze zin?
 

A
hebben geplaatst (wg)
B
hebben een grote dakkapel geplaatst (ng)

Slide 13 - Quiz

Benoem het onderstreepte zinsdeel.


Op het dak van het huis hebben bouwvakkers net een grote dakkapel geplaatst.
A
ond
B
lv
C
bwb
D
mv

Slide 14 - Quiz

Benoem het onderstreepte zinsdeel.
Op het dak van het huis hebben bouwvakkers net een grote dakkapel geplaatst.

A
ond
B
lv
C
bwb
D
mv

Slide 15 - Quiz

Benoem de pv en verdeel in zinsdelen:
Voor veel brugklassers zal gymnastiek altijd het fijnste vak blijven. 

Slide 16 - Open question

Is het een doe-zin of een zijn-zin?

Voor veel brugklassers zal gymnastiek altijd het fijnste vak blijven. 
A
doe-zin
B
zijn-zin

Slide 17 - Quiz

Voor veel brugklassers zal gymnastiek altijd het fijnste vak blijven. 

Kun je veranderen in:

Voor veel brugklassers is gymnastiek (altijd) het fijnste vak.

Doe-zin of zijn-zin?  

zal het fijnste vak blijven = ng

Slide 18 - Slide

Wat is het onderwerp van de zin?

Voor veel brugklassers / zal / gymnastiek / altijd / het fijnste vak / blijven. 

A
voor veel brugklassers
B
gymnastiek
C
het fijnste vak

Slide 19 - Quiz

Benoem van de volgende zin de pv, maak zinsdelen en benoem alle delen.
De filmactrice blijft ondanks alle vervelende vragen heel vriendelijk.

Slide 20 - Open question

Kijk naar de volgende zin en ontleed die voor jezelf.


Aan het eind van de middag bakt mijn moeder in de oven een mooie taart.



Slide 21 - Slide


Aan het eind van de middag / bakt / mijn moeder / in de oven / een mooie taart.

Aan het eind van de middag = bwb (wanneer?) 
bakt = wg (handeling) 
mijn moeder = ond (wie bakt?) 
in de oven = bwb (waar?) 
een mooie taart =  lv (de taart wordt gebakken, of wie of wat bakt mijn moeder?)



Slide 22 - Slide