This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 1
Herhalingsles
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Huiswerk af?
Herhalingsquiz
Vragen?
Hoe is het gegaan?
Slide 2 - Slide
Huiswerk af?
Huiswerk af?
Ja
Nee
herhalingsquiz
Eerst huiswerk afmaken. Dan meedoen met herhalingsquiz
Slide 3 - Slide
Leg het begrip basisbehoefte uit. Gebruik bij je uitleg een voorbeeld.
Slide 4 - Open question
Goederen
Diensten
Slide 5 - Drag question
Schrijf het bedrag op de juiste economische manier op. - 75 cent
Slide 6 - Open question
Op je rekenmachine staat het volgende geldbedrag. 23,1295
Welk antwoord is goed afgerond?
A
€23,13
B
€23,129
C
€23,12
D
€23,10
Slide 7 - Quiz
Welke uitleg over het begrip consumeren klopt? klik het juiste antwoord aan.
A
Door goederen en diensten te kopen.
B
Door zelf producten te maken.
C
Door goederen en diensten te kopen om in je behoeften te voorzien.
Slide 8 - Quiz
Jesse heeft voor school een iPad nodig. Zijn klasgenoten vertellen hem dat de iPad Air 2020 een goede aankoop is. Jesse gaat met zijn vader naar de winkel op de iPad Air 2020 te kopen.
Welk economisch begrip hoort hierbij?
A
Zelfvoorziening
B
Commerciële beïnvloeding
C
Sociale beïnvloeding
D
Eigen keuze
Slide 9 - Quiz
Guus wil een abonnement voor zijn telefoon. Een maandabonnement kost €15,50 . Als hij zijn abonnement aan het begin van de maand betaalt, krijgt hij 4% korting. Guus besluit dat te doen.
Bereken hoeveel Guus voor zijn abonnement betaalt. SCHRIJF JE BEREKENING OP!
Slide 10 - Open question
Tim kookt vanavond en hij heeft boodschappen gedaan: - 500 gram gehakt voor € 3,29 - twee pakken spaghetti voor € 1,20 per stuk - een pot tomatensaus voor € 1,36 Bereken wat de gemiddelde prijs was van één artikel. BEREKENING!
Slide 11 - Open question
Consumentenorganisaties zijn er om de consument te steunen. Welke steun mag je van een consumentenorganisatie verwachten? Kies het juiste antwoord!
A
Advies aan bedrijven over consumenten.
B
Controle op de Warenwet.
C
Betrouwbare informatie over producten.
Slide 12 - Quiz
Sanne spaart elke maand € 124,50.
Bereken hoeveel dat is per week. SCHRIJF JE BEREKENING OP!
Slide 13 - Open question
Chris heeft per maand de volgende uitgaven: - dagelijkse uitgaven € 350 - vaste lasten € 855 - incidentele uitgaven € 470 Chris heeft een weekloon van € 540. Verdient Chris genoeg om zijn uitgaven te kunnen betalen? LEG uit met een berekening!