T2_Am Bahnhof

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Herzlich Willkommen!

* Am Bahnhof *

Eine Fahrkarte kaufen

Inhalt dieser Präsentation

1. Lernziele dieser Woche


2. Die mündliche Prüfung: Wie sieht sie aus?
3. Situation 3: Am Bahnhof (W-Fragen)
4. Aufgaben dieser Woche
   

1. Lernziele dieses Themas

Am Ende dieses Themas könnt ihr ...

• ... een treinkaartje kopen en vragen naar vertrektijd, reistijd, kosten en vertrekspoor. 

2. Die mündliche Prüfung

Wie sieht het taaldorp aus?

• Het taaldorp vindt plaats in de toetsweek. Iedereen neemt deel. 
• Je bereidt 4 gesprekken voor. De 4 gesprekken zijn aan het document in de toetsweek toegevoegd.
  
• Het taaldorp is voor een cijfer. 

3. Situation 3: Am Bahnhof

Am Bahnhof

• Belangrijk zijn de W-Fragen (vraagwoorden) 
• Ken je ze nog?

Wat betekent het vraagwoord 'wer'?
Wer bist du?

1. wie
2. hoe
3. waar
4. waarheen

Wat betekent het vraagwoord 'was'?
Was machst du?

1. wanneer
2. waar
3. wat
4. waarheen

Wat betekent het vraagwoord 'wie'?
Wie geht's dir?

1. wie
2. hoe
3. wat
4. waar

Wat betekent het vraagwoord 'wo'?
Wo wohnst du?

1. waar
2. wanneer
3. wat
4. wie

Wat betekent het vraagwoord 'wie viel'?
Wie viel kostet eine Fahrkarte?

1. Wie
2. waar
3. hoe
4. hoeveel

3. Situation 3: Am Bahnhof

Am Bahnhof - belangrijke vragen

• Wann fährt der Zug ab?
  
• Wann kommt der Zug an? 
  
• Wie lange dauert die Bahnfahrt? 
  
• Wo muss ich umsteigen? 
  
• Wie teuer ist die Fahrkarte? 
  
• Wie viel kostet die Fahrkarte? 
  
• Welches Gleis bitte?
  
• Wo fährt der Zug ab? 

Vul het juiste vraagwoord in:
____ fährt der Zug ab?

1. wie
2. wann
3. wohin
4. wie lange

Vul het juiste vraagwoord in:
____ muss ich umsteigen?

1. wo
2. wann
3. wohin
4. wie

Vul het juiste vraagwoord in:
____ lange dauert die Bahnfahrt?

1. wie lange
2. wann
3. wohin
4. wo

Vul het juiste vraagwoord in:
____ teuer ist die Fahrkarte?

1. wo
2. wann
3. wohin
4. wie

Vul het juiste vraagwoord in:
____ fährt der Zug ab?

1. wo
2. was
3. wohin
4. wie

Je herkent de vraagwoorden en weet wat ze betekenen.

1. 
2. 
3. 

4. Augaben dieser Woche

Maken: 

• Aufgabe "Am Bahnhof"