Beeldspraak

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Beeldspraak

Metafoor

Vergelijking

Personificatie

Hij zweette als een otter tijdens de voetbalwedstrijd.

1. Vergelijking
2. Personificatie
3. Metafoor

Haar kamer was een zwijnenstal.

1. Personificatie
2. Metafoor
3. Vergelijking

Je bent een engel dat je mij uit de brand hebt geholpen.

1. Vergelijking
2. Personificatie
3. Metafoor
4. Twee metaforen

De dood zit hem op de hielen.

1. Personificatie
2. Vergelijking
3. Metafoor

De muren van het fort keken dreigend op ons neer.

1. Metafoor
2. Vergelijking
3. Personificatie

Onze tuin snakte deze zomer naar regen.

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personificatie

De tijd kroop heel langzaam voorbij.

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personificatie

Baal jij ook als een stekker van de hele dag thuis moeten zitten?

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personificatie

Als je moet wachten op de uitslag, kruipt de tijd voorbij.

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personificatie

Toen Joyce de talentenjacht won, was haar moeder zo trots als een pauw.

1. Personificatie
2. Metafoor
3. Vergelijking

Hij kwam zo traag als een slak over de finish.

1. Metafoor
2. Personificatie
3. Vergelijking