This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welkom V3K!
Ga alvast zitten en pak je spullen erbij.
leesboek
NN + schrift
agenda en etui
Slide 1 - Slide
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 2 - Slide
Deze les
Lezen H3: Argumentatie (1)
Aan het eind van de les:
kun je onderscheid maken tussen standpunt en argument;
kun je onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten;
kun je een argumentatie weergeven in een blokjesschema.
Slide 3 - Slide
Huiswerk vandaag
Vrijdag 29 september:
Leesboek mee
Lezen H1: opdr. 4
Lezen H2: opdr. 1, 2, 4
> moeilijke opdrachten?
Slide 4 - Slide
Vaste tekststructuren
Vaste indeling:
Inleiding
Middenstuk
Slot
hf. 1
- argumentatiestructuur
- aspectenstructuur
- verklaringsstructuur
- voor- en nadelenstructuur
Slide 5 - Slide
Vaste tekststructuren H2
Vaste indeling:
Inleiding
Middenstuk
Slot
hf. 2
- probleem-oplossingsstructuur
- verleden-heden(-toekomst)structuur
- vraag-antwoordstructuur
Slide 6 - Slide
Huiswerk V3K
Vrijdag 6 oktober:
Lezen H3: opdr. 1, 2, 4, 5
Slide 7 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dat standpunt heeft.
Standpunt + argument noemen we een argumentatiestructuur.
Standpunt: Pizza is mijn lievelingseten.
Argument 1: ?
Argument 2: ?
Slide 8 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Er zijn twee soorten argumenten:
feitelijke (objectieve) argumenten;
waarderende (subjectieve) argumenten.
Slide 9 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Feitelijke argumenten:
deze argumenten kun je controleren;
deze argumenten zijn waar of niet waar.
Voorbeeld:
De iPhone 11 kun je het beste bij Tele2 kopen. Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.
!
Wat is het standpunt en wat is het argument? Kun je dit argument controleren?
Slide 10 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Waarderende argumenten:
deze argumenten kun je niet controleren;
over deze argumenten kun je van mening verschillen.
Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!
!
Wat is het standpunt en wat is het argument? Kun je dit argument controleren?
Slide 11 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Er zijn twee soorten argumenten:
feitelijke argumenten;
waarderende argumenten.
Let goed op: Een feitelijk argument hoeft niet waar te zijn. Het gaat erom dat de spreker het claimt als een feit. Een waarderende uitspraak geeft aan of iets onwenselijk, goed of slecht, mooi of lelijk is. Er zit een waardering in.
Slide 12 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Klimaatverandering ontstaat niet door de mens, het is gewoon de loop der dingen. Wetenschappelijk onderzoek geeft namelijk aan dat de mens geen invloed heeft op het klimaat.
Wat is het standpunt en wat zijn de argumenten?
Kun je het argument controleren?
Slide 13 - Slide
OPDRACHT
Pak je boek, een schrift en een pen. We maken samen opdr. 1.
Slide 14 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Een schrijver kan zijn standpunt met één of meer argumenten onderbouwen. Er zijn verschillende argumentatiestructuren:
enkelvoudige argumentatie;
nevenschikkende argumentatie;
onderschikkende argumentatie;
onder- en nevenschikkende argumentatie.
Slide 15 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument.
mening
↑
argument
Zij moet de opvolgster worden van onze coach,want zij heeft al veel ervaring.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.
mening
↑
argument 1 ↔ argument 2
Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.
mening
↑
argument
↑
argument
Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de weeken je komt al niet uit met je zakgeld.
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Als een schrijver één of meer argumenten met een nevenschikkende argumentatie ondersteunt, is er sprake van onder- en nevenschikkende argumentatie.
Slide 22 - Slide
Extra uitleg
Op de volgende slide vind je een filmpje. Deze kun je bekijken als je graag wat extra uitleg wilt. Let op: de meervoudige argumentatie hoef je (nog) niet te kennen.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
standpunt
waarderend argument
nevenschikkend argument
Je kunt er maar moeilijk door ademen.
Ik vind dat mondkapjes niet terug moeten komen.
Het is niet wetenschappelijk bewezen dat ze voldoende bescherming bieden.
Slide 25 - Drag question
Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
standpunt
onderschikkend argument
feitelijk argument
waarderend argument
Ze zijn alleen bezig met zichzelf aan de macht te houden
Dit is slecht voor het ecosysteem
De regering moet meer doen voor een beter milieu
Als ze niet drastischer ingrijpen, dan zullen veel diersoorten uitsterven
Slide 26 - Drag question
Opdracht deze les
Maken:
Lezen H3: opdr. 1, 2, 4, 5
Markeer signaalwoorden, moeilijke woorden, etc.
Werk zoveel mogelijk zelfstandig. Je mag zachtjes overleggen met degene naast je.
Klaar?
Kies uit: lezen in je leesboek of maak een samenvatting