ha2 ch6 G en oefenblad

1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bonjour!

Slide 2 - Slide

Présence

Slide 3 - Slide

le programme
1. parler français et les devoirs
2. vocabulaire E + F
3. chapitre 6 G
4. les devoirs (H)

Slide 4 - Slide

ça va?

Slide 5 - Slide

lesdoel
Je kent het werkwoord 'prendre' (nemen) in de présent (tegenwoordige tijd) en in de  passé composé (voltooid deelwoord)
+ Je kunt de zinnen van G gebruiken

Slide 6 - Slide

H2b werkwoorden bij SO
être: Tycho, Levi 
avoir: Tycho, Luca, Jurre, Jorn, Celine, Santino, Samuel,                   Micha, Willemijn, Jari, Thomas 
aller: Tycho, Jurre, Jorn, Celine, Micha, Willemijn, Isabelle,              Isabel
faire: Esey, Josefien, Luca, Niek, Wesley, Lisette
Magister 22,23,24,29 maart en 6,12,13 april

Slide 7 - Slide

A2a werkwoorden bij SO
avoir: Bart, Lukas, Jelte, Tessel

aller: Bram, Bart, Lukas, Joas, Twan, Mika, Cedric, Jelte, Merle, Floran, Chris

faire: Tijn, Bart, Koen

Slide 8 - Slide

G phrases-clés: indiquer le chemin
à gauche: naar links
à droite: naar rechts
tout droit: rechtdoor
la première rue: de eerste straat
deuxième: tweede
troisième: derde

Slide 9 - Slide

G phrases-clés
perdu à Paris
gebruik de zinnetje op page 72 en varieer

oefenblad

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

oefenblad: quel/quelle (s) 
kijk eerst of je snapt wat de zin in de opdracht betekent.
hoort het bij een mannelijk woord? -> quel
hoort het bij een mannelijk meervoud? -> quels
hoort het bij een vrouwelijk woord? -> quelle
hoort het bij een vrouwelijk meervoud? -> quelles

QUEL(LE)(S) BETEKENT WELKE OF WAT

Slide 12 - Slide

oefenblad: prendre
prendre, apprendre en comprendre gaan hetzelfde

staat er p.c. (passé composé)? = voltooide tijd, dus met een hulpwerkwoord (avoir)

bijvoorbeeld: nous (apprendre, passé composé) le français
-> nous avons appris le français

Slide 13 - Slide

Wat is het goede antwoord?
tu (comprendre, présent) le français?
Elle (prendre, passé composé) un dessert.
Nicolas (apprendre, présent) l'anglais.
Vous (comprendre, passé composé) l'exercice?

Slide 14 - Slide

oefenwebsite: verbuga.eu

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

escale à Paris
uitstapje in Parijs
5 min. spel

mettez vos écouteurs! doe je oortjes in!

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Video

chapitre 5
les devoirs
leer  a/b/e/f+ zinnen




Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide