Final lesson topic 3

1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Today's plan =
test preparation
- Mocktest(SOM)
- Quizizz
- Grammar help
- Online exercises
- Finish your task

- Study for the test

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

What do you need to study for the test?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Today's options
  1. Mocktest - SOM
  2. Quizizz - SOM
  3. Grammar worksheets - SOM
  4. Leerblad - Blink
  5. Words / exercises - Blink
  6. Recap grammar w/ Leonie

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

What are you going to do this class?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Grammar
Some, any & lots of
Present simple
Adverbs
Prepositions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

ADVERBS

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak right now.
                                                         Hopefully, she will call me back later.


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
funny - funnily

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Na deze werkwoorden geen -LY



Dus: Dinner smells wonderful
Dinner smells wonderfully.
  •  be (am/is/are/was/were)
  • taste
  • look

  • smell
  • sound
  • feel

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

                       Uitzonderingen:


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
Early - Early
Late - Late
Fine - fine

Slide 12 - Slide


Sommige bijwoorden worden op een volledig onregelmatige manier gevormd, of blijven hetzelfde.

    Good - well
    Fast - fast (fastly bestaat niet)
    Hard - hard (hardly bestaat wel, maar betekent "nauwelijks" i.p.v. "moeilijk", dus heeft een andere betekenis)
    Early - early
    Late - late (lately bestaat wel, maar betekent "onlangs" i.p.v. "te laat", dus een andere betekenis)
    Fine - fine (finely bestaat niet)
adjective
adjective
adverb
adverb

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

adverb
adverb
adjective
adjective

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

adjective
adjective
adjective
adverb
adverb

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

some
any
iemand iets aanbieden
een ontkenning (not)
een open vraag
een bevestigende zin
een vraag waarop je JA verwacht

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

SOME : wanneer gebruik je het
1. In bevestigende / positieve zinnen
   We bought some flowers
2. In een vraag als je verwacht dat het 
   antwoord "ja" is
   Can I have some water please?
3. Bij een aanbod of verzoek
   Would you like some tea?
   
    
 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

ANY • wanneer gebruik je het?
1. In ontkennende / negatieve zinnen


2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is
     Do you have any luggage?
   
             
We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.
negative

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

some
any
Have _____ tea!
I don't know _____ famous people
Are there _____ cookies left?
You see ____ shops on the right.
Do you have _____ ideas?
Sure, I have ______.

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions


Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

1. I like scary movies.
2. He is walking the dog.
3. We danced all night long.
4. She plays the piano.
5. They are my parents.
timer
1:00
Let goed op de werkwoorden in deze zinnen! Staan ze in de Present Simple?
Present Simple
No Present Simple
1
2
3
4
5

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Place the prepositions to the house!
in
above
in front of
next to

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

 I am going to a concert _____________ Friday.

My dad is alwayys home ________ 6 o'clock. 
 You were born ______ August.
We always go to my grandma ________ christmas. 
I went to Spain _______ 2010
Prepositions: Complete the gaps (1-8)   by dragging a preposition A-H. 
1.
in
in
on
at
at

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Prepositions of direction
across
over
around
in(to)
through
along

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions