20220310 DVLG221AH niveau 2 lezen 4v4

Nederlands
DVLG221AH
10 maart 2022
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands
DVLG221AH
10 maart 2022

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Planning DVLG221AH 
1A: werkwoordspelling en 1B: taalverzorging.

2: toets SCHRIJVEN: 26-01-2022 (herkansing 03-02-2022).

3: toets LEZEN: 17-03-2022 (herkansing 24-03-2022).

4: toets PRESENTATIES: mei en juni 2022

Slide 3 - Slide

17-02: Terugblik 
Leesstrategieën en houdingen.
Woordbetekenis.
Signaalwoorden.

Slide 4 - Slide

Leesstrategieën
Globaal lezen
Verkennend lezen
Intensief lezen
Zoekend lezen


Slide 5 - Slide

Verkennend lezen

Bij verkennend lezen bekijk je de tekst snel om de tekstsoort en het onderwerp te bepalen.

Je kunt vervolgens voorspellen waar de tekst over gaat. 

Slide 6 - Slide

Stappenplan verkennend lezen
Stap 1: Wat valt je op aan het uiterlijk van de tekst?
bv: afwijkende grootte of kleur, afbeeldingen, kolommen

Stap 2: Wat is de tekstsoort?
bv: krantenartikel, tijdschriftartikel, advertentie, brief

Stap 3: Wat valt je op aan de tekstonderdelen?
bv: titel, lead, tussenkopjes, afbeeldingen, bron, afzender

Stap 4: Wat is het onderwerp?

Slide 7 - Slide

Globaal lezen
  1. Bij globaal lezen, lees je delen van de tekst die het meest vertellen over de inhoud.
  2. Nadat je globaal hebt gelezen, weet je waar de tekst in grote lijnen over gaat. 
  3. Je let dan op: de inleiding en de eerste en laatste zin van elke alinea.

Slide 8 - Slide

Intensief en zoekend lezen
Nu je de tekst verkennend en globaal hebt gelezen, ga je een keuze maken:
  • De tekst heeft een duidelijke opbouw en ik ga de tekst intensief lezen om hem goed te begrijpen. Voorbeeld: verhalende tekst


  • De tekst bevat veel opsommingen, feiten en cijfers. Door het verkennend en globaal lezen, weet ik nu waar ik wat kan vinden. Ik ga dus niet intensief lezen, maar ik ga zoekend lezen. Voorbeeld: reisschema van de NS

Slide 9 - Slide

Intensief lezen 
  1. Je wilt de tekst goed begrijpen, dus je leest de tekst heel nauwkeurig.
  2. Je let in de inleiding op aanwijzingen voor de inhoud.
  3. Je kijkt naar de tekstverbanden (signaalzinnen, signaalwoorden).
  4. Je zoekt moeilijke woorden op (als dit nodig is).
  5. Je bepaalt de hoofdgedachte (samenvatting in één zin).

Slide 10 - Slide

Woordbetekenis
  • Trottoir
  1.  Zoek naar een synoniem 
    ( = bijna hetzelfde woord) 

    Trottoir = voetpad

Slide 11 - Slide

Woordbetekenis 
  • Trottoir
 2. Zoek naar de betekenis 
Betekenis 'trottoir'
trot·toir (het; o; meervoud: trottoirs)
1. verhoogd en bestraat voetpad langs een straat; = stoep

3. Zoek een voorbeeld

Slide 12 - Slide

Woordbetekenis 
  • Trottoir
4. Zoek naar een tegenstelling

Trottoir --> zandweg 


Slide 13 - Slide

Woordbetekenis
  • Trottoir
5. Zoek naar een bekend woorddeel in het woord

Voorvoegsel
Tussenvoegsel
Achtervoegsel

Trottoir heeft geen bekend woorddeel
onnodig --> on = niet 

Slide 14 - Slide

Woordbetekenis
  • Trottoir
6. Bekijk de afbeelding


Slide 15 - Slide

Signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 16 - Slide

Theorie signaalwoorden

Slide 17 - Slide

10-03:Lesdoelen

Slide 18 - Slide

10-03: zelfwerktijd: 
Starttaal 2F Leerwerkboek deel A:

  • Opdracht 2 op pagina 275-277.
  • Opdracht 3 op pagina 278-279.
  • Opdracht 4 op pagina 280-281.
  • Opdracht 5 op pagina 282-286.
  • Opdracht 7 op pagina 287-289.
  • Opdracht 8 op pagina 291-293.
timer
45:00

Slide 19 - Slide

10-03: Terugblik

Slide 20 - Slide

Planning DVLG221AH 
1A: werkwoordspelling en 1B: taalverzorging.

2: toets SCHRIJVEN: 26-01-2022 (herkansing 03-02-2022).

3: toets LEZEN: 17-03-2022 (herkansing 24-03-2022).

4: toets PRESENTATIES: mei en juni 2022

Slide 21 - Slide