This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vaste tekststructuren
Hoofdstuk 1 - Lezen
Slide 1 - Slide
Doelen
- Je kunt in eigen woorden formuleren wat vaste tekststructuren zijn..
- Je kunt de meest voorkomende vaste tekststructuren herkennen in een tekst..
- Je kunt een tekst indelen in een inleiding, middenstuk en slot..
Dezen doelen helpen jou om de opbouw van een tekst beter te begrijpen
Taaldoel: je kunt jouw antwoorden formuleren in lopende hele zinnen.
Slide 2 - Slide
Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor/nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur
Slide 3 - Quiz
Hoe heet de volgende tekststructuur?
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp
Slot: samenvatting
A
ASPECTENSTRUCTUUR
B
ONDERWERP
STRUCTUUR
C
VOOR- EN NADELEN STRUCTUUR
D
VRAAG- EN ANTWOORD
STRUCTUUR
Slide 4 - Quiz
Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur
Slide 5 - Quiz
Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur
Slide 6 - Quiz
Welke tekststructuur past niet bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur
Slide 7 - Quiz
7 vaste tekststructuren
1. aspectenstructuur
2. verleden/heden/toekomststructuur
3. voor-en nadelenstructuur
4. vraag-antwoordstructuur
5. argumentatiestructuur
6. probleem/oplossingstructuur
7. verklaringsstructuur
Slide 8 - Slide
H 1: Vaste tekststructuren
aspectenstructuur: Tekst met onderwerp & diverse verschillende aspecten
verleden/heden/toekomst structuur: Tekst met onderwerp & vroeger, nu, toekomst
voor- en nadelenstructuur: Tekst met onderwerp & voor- en nadelen
vraag/antwoordstructuur: Tekst met vraag & antwoord
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Argumentatiestructuur
Je start met een stelling, mening of standpunt
Je geeft argumenten voor de stelling en je geeft ook tegenargumenten (die je gelijk onderuit haalt)
Je concludeert dat jouw stelling of standpunt op zijn plaats is
Slide 12 - Slide
Probleem/oplossingstructuur
Je start met een probleem
Je geeft oorzaken, gevolgen en oplossingen
Je eindigt met de beste oplossing
Slide 13 - Slide
Verklaringsstructuur
In je inleiding presenteer je een bepaald verschijnsel
Je geeft kenmerken / voorbeelden
Je presenteert verklaringen en oorzaken
Je eindigt met een samenvatting
Slide 14 - Slide
Welke zin is de kernzin?
Onze zalen zijn zeer geschikt voor de bijeenkomsten die u wilt houden. De vier zalen die wij hebben, kunnen door flexibele wanden geschikt gemaakt worden voor groepen van elke grootte. Alle apparatuur voor het houden van presentaties is aanwezig.
A
eerste zin
B
tweede zin
C
laatste zin
Slide 15 - Quiz
Welke zin is de kernzin?
Op 20 december jl. heb ik een laptop bij u besteld. Dat is nu vijf maanden geleden en ik heb nog niets ontvangen. Ook reageert u niet op mijn telefoontjes en e-mails. Daarom annuleer ik mijn bestelling.
A
eerste zin
B
tweede zin
C
laatste zin
Slide 16 - Quiz
Doelen
- Je kunt in eigen woorden formuleren wat vaste tekststructuren zijn..
- Je kunt de meest voorkomende vaste tekststructuren herkennen in een tekst..
- Je kunt een tekst indelen in een inleiding, middenstuk en slot..
Dezen doelen helpen jou om de opbouw van een tekst beter te begrijpen
Taaldoel: je kunt jouw antwoorden formuleren in lopende hele zinnen.
Slide 17 - Slide
......................structuur?
inleiding
probleem (+gevolgen)
middenstuk
gevolgen (waardoor is het een probleem? wat merk je ervan?)
oorzaken
oplossingen
slot
de beste oplossing
Slide 18 - Slide
probleem-oplossingsstructuur
inleiding
probleem (+gevolgen)
middenstuk
gevolgen (waardoor is het een probleem? wat merk je ervan?)
oorzaken
oplossingen
slot
de beste oplossing
Slide 19 - Slide
...................structuur?
inleiding
middenstuk
samenvatting of conclusie
inleiding
verschijnsel
middenstuk
kenmerken / voorbeelden
verklaringen / oorzaken / redenen
slot
Slide 20 - Slide
verklaringsstructuur
inleiding
middenstuk
samenvatting of conclusie
inleiding
verschijnsel
middenstuk
kenmerken / voorbeelden
verklaringen / oorzaken / redenen
slot
Slide 21 - Slide
.........................structuur ?
inleiding
middenstuk
inleiding
introductie onderwerp
middenstuk
situatie vroeger
situatie nu / ontwikkeling vroeger-nu
slot
conclusie of toekomstvoorspelling
Slide 22 - Slide
verleden-heden-(toekomst)structuur
inleiding
middenstuk
inleiding
introductie onderwerp
middenstuk
situatie vroeger
situatie nu / ontwikkeling vroeger-nu
slot
conclusie of toekomstvoorspelling
Slide 23 - Slide
H1 - Schrijven (blz.18)
Aan het eind van de les...
... weet je welke functies een inleiding heeft ... ken je verschillende manieren om een tekst af te ronden ... kun je een inleiding en slot schrijven en inhoudelijke verbanden aangeven met signaalwoorden
Slide 24 - Slide
De opbouw van een tekst
Een goed geschreven tekst heeft een overzichtelijke opbouw (= structuur).
Als je de opbouw van een tekst herkent, begrijp je de inhoud beter.
Die opbouw bestaat uit drie tekstdelen: inleiding, kern (of middenstuk) en slot.
Elk tekstdeel heeft zijn eigen functie/doel.
De tekstdelen worden vaak gescheiden door een witregel.
Vragen:
Wat doet een schrijver in de inleiding? Welk doel heeft de inleiding?
Wat wordt er beschreven in de kern van een tekst?
Hoe sluit een schrijver een tekst af? Welke functies heeft een slot?
Slide 25 - Slide
Zet de tekstonderdelen in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
4.
kern
titel
slot
inleiding
Slide 26 - Drag question
Tekstopbouw
Aan de opmaak kun je vaak de tekstopbouw al zien. Je hoeft de taal van de tekst niet eens te kunnen lezen.
Welke tekstonderdelen zie je in deze tekst?
Slide 27 - Slide
Wat hoort bij inleiding, kern of slot? Sleep de blokken naar het juiste tekstonderdeel.
Inleiding
Kern
Slot
de aandacht van de lezer trekken
voor- en nadelen
voorbeelden
conclusie
herhaling mening
samenvatting
vraag of stelling
Slide 28 - Drag question
Welke twee functies heeft een inleiding?
Slide 29 - Open question
Noem twee manieren om de aandacht van de lezer te trekken
Slide 30 - Open question
Noem een manier om het onderwerp te introduceren
Slide 31 - Open question
Het slot
Hoofdgedachte: antwoord op de hoofdvraag, oplossing van probleem, herhaling van standpunt Vaak: conclusie, soms met aanbeveling of toekomstverwachting Signaalwoorden: daarom, kortom, al met al, dus Uitsmijter