What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
werkwoordspelling (2) tegenwoordige tijd
werkwoordspelling
de tegenwoordige tijd (t.t.)
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Spelling
Basisschool
Groep 6
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
werkwoordspelling
de tegenwoordige tijd (t.t.)
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Het les doel van vandaag is oefenen met de werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd (t.t.)
Slide 2 - Slide
Even terug
Slide 3 - Slide
Weten we nog wat werkwoorden zijn?
Slide 4 - Mind map
Het werkwoord
Iets wat je kunt doen.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Wat was ook al weer de werkwoord stam?
De stam is de kortste vorm van het werkwoord.
lopen - ik loop
zingen - ik zing
leven - ik leef
Slide 7 - Slide
De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord -en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam.
Slide 8 - Slide
Tegenwoordige tijd (t.t.)
Dat is
nu!
Het gebeurt op dit moment!
Slide 9 - Slide
De persoonvorm.
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
De persoonsvorm is altijd 1 woord.
persoonsvorm = werkwoord
Slide 10 - Slide
De persoonsvorm (werkwoord) in de tegenwoordige tijd (t.t.)
Als de persoonsvorm (werkwoord) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er maar drie mogelijkheden.
Slide 11 - Slide
1. de ik vorm
Voor de ik-vorm hebben we alleen de stam nodig
Slide 12 - Slide
Laten we even oefenen
Let op! We zeggen persoonvorm tegen het werkwoord!
Slide 13 - Slide
Geef de persoonsvorm voor "eten".
ik-vorm
Slide 14 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "lopen".
ik-vorm
Slide 15 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "rennen".
ik-vorm
Slide 16 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "lachen".
ik-vorm
Slide 17 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "duwen".
ik vorm
Slide 18 - Open question
2. de jij / hij / zij / het / u vorm
Dan is het de stam + t
Lopen - stam is loop - hij loopt
zingen - stam is zing - jij zingt
Slide 19 - Slide
We gaan het oefenen
Let op de persoonsvorm is het werkwoord!
Slide 20 - Slide
Geef de persoonsvorm voor "fietsen".
jij-vorm
Slide 21 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "raken".
hij-vorm
Slide 22 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "leven".
zij-vorm
Slide 23 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "vallen".
het-vorm
Slide 24 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "kijken".
u-vorm
Slide 25 - Open question
3. de wij-vorm
Dan schrijf je weer hele werkwoord.
wij lopen
jullie zingen
zij schrijven (hier is "zij" meervoud)
Slide 26 - Slide
We gaan weer even oefenen!
Let op de persoonsvorm is het werkwoord!
Slide 27 - Slide
Geef de persoonsvorm voor "zitten".
wij-vorm
Slide 28 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "vechten".
wij-vorm
Slide 29 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "liegen".
jullie-vorm
Slide 30 - Open question
Geef de persoonsvorm voor "bieden".
zij-vorm (mv)
Slide 31 - Open question
Vandaag heb je geleerd
de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (t.t.).
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
More lessons like this
Werkwoord spelling (3) tegenwoordige tijd herhaling en oefenen
February 2022
- Lesson with
22 slides
Spelling
Speciaal Onderwijs
werkwoordspelling (2) tegenwoordige tijd
September 2023
- Lesson with
27 slides
Spelling
Basisschool
Groep 6
Werkwoordspelling - blok 1 - les 1.6
January 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Werkwoordspelling - blok 1 - les 1.6
December 2020
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Spelling persoonsvorm in de tt
June 2019
- Lesson with
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Groep 7-8 | werkwoordspelling | tegenwoordige tijd
August 2024
- Lesson with
19 slides
by
NTC DEF@ctO nl L.P
Nederlands
Werkwoordspelling
+2
Basisschool
Groep 7,8
NTC DEF@ctO nl E.E
Werkwoordspelling 1F
May 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 6
Tegenwoordige tijd
May 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1