What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2.3 directe/indirecte rede
Directe/indirecte rede
Je leert:
het verschil tussen de directe rede en de indirecte rede
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Directe/indirecte rede
Je leert:
het verschil tussen de directe rede en de indirecte rede
Slide 1 - Slide
Welke zin staat in de directe rede?
A
De minister zegt dat hij moe is.
B
Hij vraagt of hij mag vertrekken.
C
De voorzitter zegt: 'U kunt gaan.'
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
Wat valt je op?
De docent zegt dat we weer gaan oefenen met de directe rede en indirecte red
e.
De docent zegt: 'We gaan weer oefenen met de
directe rede en indirecte rede.'
Slide 4 - Slide
Direct/indirect
Directe rede: een zin waarin precies staat wat iemand heeft gezegd.
Bas zegt: "Ik ga naar school."
Indirecte rede: een zin waarin
niet
precies staat wat iemand heeft gezegd.
Bas zegt dat hij naar school gaat.
Slide 5 - Slide
Lesdoel
Ik weet wat de directe en indirecte rede is en kan zinnen omzetten van directe naar indirecte rede en andersom.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 9 - Quiz
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 10 - Quiz
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 11 - Quiz
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Video
De boze stiefmoeder vroeg aan de spiegel: "Wie is de mooiste van het land?"
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 14 - Quiz
De spiegel antwoordde: "U bent de mooiste van het land."
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 15 - Quiz
"Breng Sneeuwwitje naar het bos en dood haar!" sprak de boze koningin.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 16 - Quiz
De jager zei tegen Sneeuwwitje dat ze ver weg moest lopen.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 17 - Quiz
De dwergen vroegen verbaasd: "Wie heeft er soep voor ons gekookt?“
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 18 - Quiz
Sneeuwwitje zei dat zij dat had gedaan.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 19 - Quiz
De dwergen riepen dat ze er erg blij mee waren.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 20 - Quiz
Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: "Kom direct thuis!"
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.
Slide 21 - Quiz
Welke zin staat in de INDIRECTE rede?
A
Simon zegt:'Ik heb geen zin meer!'
B
'Ben je daar eindelijk!', roept Henk
C
Vader fluistert: 'Ik heb een verrassing voor je.'
D
Ik vertel haar dat ik de tekening mooi vind.
Slide 22 - Quiz
Welke zin is helemaal juist?
A
Iza vraagt:"mag ik een ijsje?"
B
Iza vraagt: Mag ik een ijsje?
C
Iza vraagt: "Mag ik een ijsje?"
D
Iza vraagt: "Mag ik een ijsje"?
Slide 23 - Quiz
Welke zin is helemaal juist?
A
Ik roep: Kijk uit!
B
Ik roep: "Kijk uit."
C
Ik roep: "Kijk uit!"
D
Ik roep "Kijk uit!"
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Wat is de juiste directe rede bij de zin?
A
Ik vraag: "Gaan we het journaal kijken?"
B
Ik vraag "Gaan we het journaal kijken?"
C
Ik vraag: gaan we het journaal kijken?
Slide 26 - Quiz
Wat is de juiste indirecte rede bij de zin?
A
Juf zegt: we gaan stemmen.
B
Juf zegt dat we gaan stemmen.
C
Juf zegt of we gaan stemmen.
Slide 27 - Quiz
Zet de zin in de indirecte rede.
Lisanne zegt: "Ik ga pannenkoeken eten."
Slide 28 - Open question
Zet de zin in de indirecte rede.
Ruud zegt: "Ik ga zwemmen."
Slide 29 - Open question
Slide 30 - Slide
Zet de zin in de directe rede.
Karim vraagt of het bijna pauze is.
Slide 31 - Open question
Zet de zin in indirecte rede.
Sven vraagt: "Mag ik een kopje thee?"
Slide 32 - Open question
Zet de zin in directe rede.
Nina zegt dat ze gaat hardlopen.
Slide 33 - Open question
Zet in indirecte rede:
Oma zegt: "Ik ben vandaag ziek."
Slide 34 - Open question
Wat is de juiste directe rede bij de zin?
Hij zegt dat hij geen mening heeft.
A
Hij zegt "Ik heb geen mening."
B
Hij zegt: "Ik heb geen mening."
C
Hij zegt: Ik heb geen mening.
Slide 35 - Quiz
ELDA
Twijfel je waar het leesteken moet?
Als de zin is opgebouwd als volgt:
Iemand zei: "..."
Gebruik ELDA - Eerst Leesteken Dan Aanhalingsteken
De punt komt dus binnen de aanhalingstekens, net zoals het vraagteken en uitroepteken.
Slide 36 - Slide
ELDA kan niet
1. "Het is mooi weer buiten", zegt de buurman.
2. De buurman zegt: "Het is mooi weer buiten."
Slide 37 - Slide
Directe/indirecte rede
Je leerde
het verschil tussen de directe rede en de indirecte rede
en kunt nu
2.3 B, C en E maken
Slide 38 - Slide
More lessons like this
Directe indirecte rede
January 2024
- Lesson with
24 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
04. Taal Thema 1 week 1 les 4 directe/indirecte rede
August 2019
- Lesson with
38 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
directe/indirecte rede
April 2024
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Directe/indirecte rede
April 2024
- Lesson with
27 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Thema 1 -1 - 9 directe/indirecte rede
September 2019
- Lesson with
16 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
61. Thema 8, week 1, les 4 directe/indirecte rede
June 2022
- Lesson with
18 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Thema 1 week 1 - les 4 directe/indirecte rede
August 2022
- Lesson with
18 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Directe en indirecte rede (oefenen)
September 2019
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2