Quiz T3 H2

Wat is de situatie?
A
Veel lactose, repressor inactief
B
Veel lactose, repressor actief
C
Weinig lactose, repressor inactief
D
Weinig lactose, repressor actief
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is de situatie?
A
Veel lactose, repressor inactief
B
Veel lactose, repressor actief
C
Weinig lactose, repressor inactief
D
Weinig lactose, repressor actief

Slide 1 - Quiz

Er is veel lactose en de repressor is inactief. Dit kan je zien aan het feit dat de structuurgenen worden afgelezen. De structuurgenen worden alleen afgelezen als de repressor inactief is, en de repressor is alleen inactief als er veel lactose is. 
De plek waar RNA polymerase kan binden:
A
Primer
B
Promotor
C
Transcriptiefactor

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Door transcriptiefactoren wordt de transcriptie van een gen geactiveerd of geblokkeerd
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Meer genexpressie
Minder genexpressie
Methylering
Acetylering
Heterochromatine
Euchromatine
Rode bloedcel
Stamcel

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Wat is geen overeenkomst tussen genregulatie van eukaryoten en prokaryoten?
A
Beide maken gebruik van RNA-polymerase
B
Beide maken gebruik van een promotor
C
Beide maken gebruik van transcriptiefactoren
D
Beide maken gebruik van een repressor

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen overeenkomst tussen genregulatie van eukaryoten en prokaryoten?
A
Beide maken gebruik van RNA-polymerase
B
Beide maken gebruik van een promotor
C
Beide maken gebruik van transcriptiefactoren
D
Beide maken gebruik van een repressor

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

In een vroegembryonaal stadium vindt de inactivatie van het X-chromosoom plaats. Beredeneer of in iedere cel hetzelfde X-chromosoom inactiveert.
A
Niet iedere stamcel heeft hetzelfde X-chromosoom geïnactiveerd. De stamcellen delen en er ontstaan zwarte en rode vlekken.
B
In de stamcellen zijn dezelfde X-chromosomen geïnactiveerd, hierdoor ontstaan zwarte en rode vlekken.
C
Sommige stamcellen worden geïnactiveerd waardoor er zwarte en rode vlekken ontstaan.
D
Dezelfde stamcellen worden geïnactiveerd, waardoor er zwarte en rode vlekken ontstaan.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

In 2002 heeft een Amerikaans lab geprobeerd een lapjespoes te klonen. Het gekloonde dier, genaamd CopyCat, bleek een ander vachtpatroon te hebben dan de donormoeder waarvan het DNA afkomstig was. Beredeneer dat het vlekkenpatroon niet overerfbaar is.
A
De actieve X-chromosomen verspreiden zich over het embryo en daardoor ontstaat een ander vlekkenpatroon.
B
De X-chromosomen worden na verloop van tijd uit- of aangezet waardoor de kloon een ander vlekkenpatroon heeft.
C
De inactivatie van het X-chromosoom ontstaat toevallig en daarom kan het vlekkenpatroon heel anders zijn.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Door RNA-interferentie wordt de expressie van een gen beïnvloed. Wat gebeurt er met de expressie?
A
Een gen gaat hierdoor uit. Komt niet meer tot expressie.
B
Een gen gaat hierdoor aan. Komt juist wel tot expressie.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van genregulatie kan NIET voorkomen dat een gen wordt afgelezen?
A
Transcriptiefactoren
B
Methylering
C
micro-RNA
D
histonverdichting

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de juiste definitie naar de juiste uitleg....
Aan- of uitzetten van genen in een cel
DNA - RNA - eiwit
Cellen die zich kunnen ontwikkelen tot elk celtype
Geprogrammeerde celdood
Bestudeert omkeerbare veranderingen in DNA  zonder verandering in  nucleotiodevolgorde
Genregulatie
Genexpressie
Apoptose
Stamcellen
Epigenetica

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

structuurgenen
Regulatorgen
Lactose
Transcriptie
Translatie
Repressor
Lactase

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Wat is een mogelijke functie van een regulatorgen bij prokaryoten?
A
Het codeert voor een stof die RNA-polymerase blokkeert
B
Het codeert niet voor een stof maar bindt transcriptie factoren
C
Het leidt RNA-polymerase naar promotor
D
Het codeert voor stofwisselingsenzymen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je transcriptiefactoren die leiden tot meer genexpressie?
A
enhancer
B
repressor
C
activator
D
inhibitor

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de plek waar RNA-polymerase hecht aan een geactiveerd gen in het DNA
A
promotor
B
repressor
C
enhancer
D
operator

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Als een inductor aan een repressor bindt, wordt de repressor dan actief of inactief?
A
Actief
B
Inactief
C
Geen idee

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions