Taalcompleet A1 thema 3

Taalcompleet A1 thema 3
Wonen
1 / 150
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 150 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Taalcompleet A1 thema 3
Wonen

Slide 1 - Slide

Les 3.1: Het huis

Slide 2 - Slide

Woorden

Slide 3 - Slide

Oefenen in je boek:
Maak opdracht zelf:
2, 3, 6, 7, 8
We maken samen:
4, 5
Praat samen:
9

Slide 4 - Slide

1. Wat is dit?

Slide 5 - Open question

2. Wat is dit?

Slide 6 - Open question

3. Wat is dit?

Slide 7 - Open question

4. Wat is dit?

Slide 8 - Open question

5. Wat is dit?

Slide 9 - Open question


Geef antwoord in een hele zin.
Heeft jouw huis een balkon?

Slide 10 - Open question


Geef antwoord in een hele zin.
Heeft jouw huis een garage?

Slide 11 - Open question


Geef antwoord in een hele zin.
Heeft jouw huis een tuin?

Slide 12 - Open question

Les 3.2: Ik zeg, wij zeggen

Slide 13 - Slide

zeggen
  • uitspreken wat je denkt 

ik zeg - wij zeggen

zin: Ik zeg niet veel.                
zin: Mijn zus zegt het alfabet.

Slide 14 - Slide

zeggen
ik zeg
jij/je zegt
u zegt
hij/zij zegt
wij/we zeggen
jullie zeggen
zij zeggen

Slide 15 - Slide

spellen
  • uitspreken wat je denkt 

ik spel - wij spellen

zin: U spelt mijn naam.             
zin: Wij spellen de namen.      

Slide 16 - Slide

spellen
ik spel
jij/je spelt
u spelt
hij/zij spelt
wij/we spellen
jullie spellen
zij spellen

Slide 17 - Slide

LANGE EN KORTE KLANKEN


Wij gaan buiten spelen = lange klank (klinkt lang)

spe - len


Wij doen twee spellen = korte klank (klinkt kort)

spel -len

 

Slide 18 - Slide

Wat is de goede vorm van 'spellen'?
Ik ..... mijn naam.
A
spell
B
spel
C
speel
D
spellen

Slide 19 - Quiz

Wat is de goede vorm van 'beginnen'?
Wij ....... met de oefening.
A
begin
B
begint
C
beginen
D
beginnen

Slide 20 - Quiz

Schrijf de goede vorm van 'zeggen'
Eva ......: goedemorgen!

Slide 21 - Open question

Schrijf de goede vorm van 'spellen':
De cursisten ...... een woord.

Slide 22 - Open question

Schrijf de goede vorm van 'zitten':
De cursist .... in de klas.

Slide 23 - Open question

Wat is de goede vorm van "zeggen"?
Ik ... mijn naam.

Slide 24 - Open question

Wat is de goede vorm van "zeggen"?
De vrouw ... dag.

Slide 25 - Open question

Wat is de goede vorm van zeggen?
Jullie ... hallo.

Slide 26 - Open question

Wat is de goede vorm van "spellen"?
U ... het woord.

Slide 27 - Open question

Oefenen in je boek:
Maak deze opdracht zelf:
11, 12, 13, 14, 15, 16

10 minuten
timer
10:00

Slide 28 - Slide

Les 3.3: De kamers

Slide 29 - Slide

Woorden

Slide 30 - Slide

Oefenen in je boek:
Maak opdracht zelf:
18, 19, 20, 22, 23, 24, 26

We maken samen:
21
Praat samen:
25

Slide 31 - Slide

Wat is dit?

Slide 32 - Open question

Wat is dit?

Slide 33 - Open question

Wat is dit?

Slide 34 - Open question


Geef antwoord in een hele zin.
Hoeveel slaapkamers heb jij in jouw huis?

Slide 35 - Open question


Geef antwoord in een hele zin.
Heeft jouw huis een zolder?

Slide 36 - Open question


Geef antwoord in een hele zin.
Hoeveel wc's heeft jouw huis?

Slide 37 - Open question


Geef antwoord in een hele zin.
Slaap jij boven of beneden?

Slide 38 - Open question

Wat heb je vandaag geleerd?

  • Nieuwe woorden over "het huis"
  • Nieuwe woorden over "binnen in het huis"
  • Werkwoorden zoals "spellen en zeggen"
Wat is het huiswerk?

  • 3.1: Maak online
  • 3.2: Maak in je boek: 14,15,16
  • 3.2: Maak online
  • 3.3: Maak online
  • Leer de blauwe woorden van 3.1 en 3.3

Slide 39 - Slide

Taalcompleet A1 thema 3
Wonen

Slide 40 - Slide

Les 3.7: De kleuren

Slide 41 - Slide

Oefenen in je boek:
Maak deze opdrachten zelf:
53, 54, 55, 56, 57


Klaar? Ga naar volgende dia -->

Slide 42 - Slide

Welke kleur is dit?

Slide 43 - Open question

Welke kleur is dit?

Slide 44 - Open question

Welke kleur is dit?

Slide 45 - Open question

Welke kleur is dit?

Slide 46 - Open question

Welke kleur is dit?

Slide 47 - Open question

Welke kleur is dit?

Slide 48 - Open question

Welke kleur is dit?

Slide 49 - Open question

Welke kleur is dit?

Slide 50 - Open question

Welke kleur is dit?

Slide 51 - Open question

Welke kleur is dit?

Slide 52 - Open question

Welke kleur is dit?

Slide 53 - Open question

Les 3.8: De buurt

Slide 54 - Slide

Opdracht bij het boek:
1: Luister 1 keer naar de tekst (online)

2: Luister nog een keer en maak oefening 60

3: Luister nog een keer en maak opdracht 61

Slide 55 - Slide

Oefenen in je boek:
Maak opdracht zelf:
63, 64, 66, 67

(de andere opdrachten maken we in de klas!)

Klaar? Ga naar volgende dia -->

Slide 56 - Slide

Wat is dit?

Slide 57 - Open question

Wat is dit?

Slide 58 - Open question

Wat is dit?

Slide 59 - Open question

Wat is dit?

Slide 60 - Open question

Wat is dit?
(niet de stad!)

Slide 61 - Open question

Wat is dit?

Slide 62 - Open question

Wat is dit?
(niet het dorp!)

Slide 63 - Open question

Extra vragen

  • Ben je klaar? Begrijp je alles goed? Dan mag je de zinnen maken op de volgende dia's (slides)

  • Vind je het moeilijk? Dan ga je verder naar 3.9 (slide 33)

Slide 64 - Slide


Maak een zin met het woord:
aardig

Slide 65 - Open question


Maak een zin met het woord:
hoog

Slide 66 - Open question


Maak een zin met het woord:
weinig

Slide 67 - Open question


Maak een zin met het woord:
zwart + trap

Slide 68 - Open question


Maak een zin met het woord:
grijs + lift

Slide 69 - Open question


Maak een zin met het woord:
groen + park

Slide 70 - Open question


Maak een zin met de woorden: 
mooi + winkel

Slide 71 - Open question

Les 3.9: Eerste, tweede, derde

Slide 72 - Slide

Werk in je boek en online:
Kijk naar de grammaticavideo (eerste video bij les 3.9)
Begrijp je alles? Maak de oefeningen in je boek:
70, 71, 72, 73, 74

Begrijp je iets niet? Stel je vraag aan je docent!

Slide 73 - Slide

Schrijf als woord:
zes --> 6e?

Slide 74 - Open question

Schrijf als woord:
een (1)--> 1ste

Slide 75 - Open question

Schrijf als woord:
drie (3)--> 3de

Slide 76 - Open question

Schrijf als woord:
acht(8)--> 8ste

Slide 77 - Open question

Een jaar heeft 12 maanden.
Augustus is de ...................maand.

Slide 78 - Open question

Vul in:
Een week heeft zeven dagen. Maandag is de ......................dag

Slide 79 - Open question

Klaar met alles?
Goed gewerkt! Je mag ook de volgende oefeningen maken.

Slide 80 - Slide

Mijn vriend .... in Amsterdam
A
woon
B
woont
C
woonen
D
wonen

Slide 81 - Quiz

...... jij in Leeuwarden?
A
won
B
woon
C
wont
D
woont

Slide 82 - Quiz

Mijn familie ... in Duitsland.
A
woon
B
won
C
woont
D
wonen

Slide 83 - Quiz

...... jullie in Utrecht?
A
woon
B
woont
C
woonen
D
wonen

Slide 84 - Quiz

..... u in Drachten?
A
woon
B
wont
C
woont
D
wonen

Slide 85 - Quiz

.... jij Nederlands?
A
ler
B
leer
C
leert
D
leren

Slide 86 - Quiz


Hij ... een nieuwe taal.
A
spreek
B
sprekt
C
spreekt
D
spreken

Slide 87 - Quiz

Mijn buren ... Arabisch.
A
leer
B
leert
C
leren
D
leeren

Slide 88 - Quiz

.... zij Engels?
A
spreek
B
spreekt
C
sprekt
D
spreeken

Slide 89 - Quiz

.... u lezen en schrijven?
A
leer
B
leert
C
lert
D
leren

Slide 90 - Quiz

Thema 3
Vertelzin

Slide 91 - Slide

Slide 92 - Video

Volgorde vertelzin
wie
1
werkw
2
wat
4
waar
5
wanneer
3

Slide 93 - Slide

Voorbeeld
wie
1
doet
2
wat
4
waar
5
wanneer
3
Omar
leest
vandaag
een boek
in de klas

Slide 94 - Slide

wie
1

Slide 95 - Mind map

werk- woord
2

Slide 96 - Mind map

doet
2
wanneer
3

Slide 97 - Mind map

doet
2
wat
4

Slide 98 - Mind map

doet
2
wat
4
waar
5

Slide 99 - Mind map

Maria
wandelt
op donderdag
alleen
in het park
1
2
3
4
wie
1
werkw
2
wanneer
3
wat
4
waar
5

Slide 100 - Slide

Thema 3
Vraagzin

Slide 101 - Slide

Slide 102 - Slide

Slide 103 - Slide

Slide 104 - Slide

Slide 105 - Slide

Slide 106 - Slide

Thema 3
oefeningen

Slide 107 - Slide

Wat is "loopt" in de zin:
Hij loopt naar school.
A
wie
B
waar
C
wat
D
werkwoord

Slide 108 - Quiz

Wat is "Nada" in de zin:
Nada gaat naar huis.
A
wie
B
waar
C
wat
D
werkwoord

Slide 109 - Quiz

Wat is "op het strand" in de zin:
Ik ben op het strand.
A
wie
B
waar
C
wat
D
doet

Slide 110 - Quiz

Maak een vertelzin:
loopt - Natasha - in het park - om 18u

Slide 111 - Open question

Maak een vraagzin:
Doha - maakt - moeilijke oefeningen

Slide 112 - Open question

Maak een vraagzin:
zwemt - op maandag - Rafi

Slide 113 - Open question

Maak een vertelzin:
Mohaned - te voet- naar school - komt

Slide 114 - Open question

Maak een vraagzin:
Nisrin - eet - een koekje - in de klas

Slide 115 - Open question

Maak een vertelzin:
Charlotte - met de bus- naar school - komt

Slide 116 - Open question

Slide 117 - Link

herhaling TC A1 thema 3

Slide 118 - Slide

Wat is dit?

Slide 119 - Open question

Wat is dit?

Slide 120 - Open question

Wat is dit?

Slide 121 - Open question

Wat is dit?

Slide 122 - Open question

Wat is dit?

Slide 123 - Open question


Slide 124 - Open question

Wat is dit?

Slide 125 - Open question

Wat is dit?

Slide 126 - Open question


Slide 127 - Open question

Wat is dit?

Slide 128 - Open question

Wat is dit?

Slide 129 - Open question

Wat is dit?

Slide 130 - Open question

Wat zijn dit?

Slide 131 - Open question

Vul in:
Deze flat heeft 7 ...................................

Slide 132 - Open question

Vul de juiste vorm in van 'wonen':
De vrouw .................in Rotterdam.

Slide 133 - Open question

Vul de juiste vorm van 'spreken' in:
Welke taal ....................jij?

Slide 134 - Open question

Vul de juiste vorm van 'leren' in:
De cursisten .................de Nederlandse taal.

Slide 135 - Open question

Vul de juiste vorm van 'maken' in:
Ik .................altijd mijn huiswerk in de avond.

Slide 136 - Open question

Vul in:
De kleur van mijn broek is .............

Slide 137 - Open question

Vul in:
De kleur van de plant is ...................

Slide 138 - Open question

Vul in:
De kleur van mijn telefoon is ................

Slide 139 - Open question

Vul in:
In de flat is een trap, maar er is ook een......................

Slide 140 - Open question

Vul in:
Ik woon in een flat. Ik ga met de lift. Ik druk op nummer 3. Ik woon op de ................verdieping.

Slide 141 - Open question

Een stad is druk.
Een dorp is......................

Slide 142 - Open question

Een jaar heeft 12 maanden.
Augustus is de ...................maand.

Slide 143 - Open question

Vul in:
Een week heeft zeven dagen. Maandag is de ......................dag

Slide 144 - Open question

Vul de juiste vorm van 'schrijven' in:
Het kind ......................de zin in een schrift.

Slide 145 - Open question

Vul de juiste vorm van 'kiezen' in:
De jongen ......................een lekker ijsje met slagroom.

Slide 146 - Open question

Maak een goede vertelzin:
woont - zij - in een flat

Slide 147 - Open question

Maak een goede zin:
de mensen - naar de supermarkt- gaan

Slide 148 - Open question

Maak een goede zin: luisteren naar - het meisje - de vrienden

Slide 149 - Open question

Maak een goede zin: en de vrouw - in het bos - wandelen - de man

Slide 150 - Open question