1.1 vocabulary, grammar & express yourself

Vak: Engels
Hoofdstuk: 1.1 Vocabulary, Grammar & Express Yourself
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Engels
Hoofdstuk: 1.1 Vocabulary, Grammar & Express Yourself
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

1. Les opening
Pak je boek van Engels op tafel op bladzijde 13


Huiswerk controle:
- Looking ahead, exercise 1 and 2
- Find out, exercise 1 to 5.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

2. Lesdoel & leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
    - ken je de woordjes van vocabulary 1.1 van Nederlands naar Engels en Engels naar Nederlands vertalen. 
    - Weet je hoe je de grammatica van one/ones gebruikt
    - Weet je hoe de present continuous gebruikt en wanneer.

    Leergebiedoverstijgende doelen: 

    Slide 3 - Slide

    This item has no instructions

    3. Mini-check + arrangementen
    Verdiept arrangement (8 gemiddeld of hoger): Gwen, Daan, Keano, Daniel & Logan





    De rest doet mee met de mini-check op Lesson Up. 
    Verdiept arrangement: 
    - Looking ahead: exercise 1 & 2 on page 7 & 8
    - Find out: exercise 2 to 5 on page 10 to 12

    Slide 4 - Slide

    This item has no instructions

    3. Mini-check + arrangementen
    Iedereen doet vandaag mee met de mini-check.

    Slide 5 - Slide

    This item has no instructions

    One/ones vervangt een...
    A
    werkwoord
    B
    hulpwerkwoord
    C
    zelfstandig naamwoord
    D
    bijvoeglijk naamwoord

    Slide 6 - Quiz

    This item has no instructions

    When do you use 'ONE' and when do you use 'ONES'?
    A
    Ones gebruik je bij meervoud, one bij enkelvoud
    B
    One gebruik je alleen bij meervoud
    C
    Ones gebruik je bij enkelvoud
    D
    One gebruik je bij meervoud en ones bij enkelvoud

    Slide 7 - Quiz

    This item has no instructions

    One or ones?

    You've got expensive books and cheap ... .
    A
    one
    B
    ones

    Slide 8 - Quiz

    This item has no instructions

    Present continuous:

    Wat geef je aan met de present continuous?
    A
    Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
    B
    Iets dat NU aan de gang is.
    C
    Iets dat is gebeurd in het verleden.

    Slide 9 - Quiz

    This item has no instructions

    Present Continuous:

    Wat is de regel van de present continuous?
    A
    ww+ - ed
    B
    shit = ww+-s
    C
    vorm van to be + ww+-ing

    Slide 10 - Quiz

    This item has no instructions

    Present continuous:
    Pick the present continuous.
    A
    We are eating lunch at the cafeteria.
    B
    They have eaten lunch at the cafeteria before.
    C
    She ate lunch at the cafeteria.
    D
    He has eaten lunch at the cafeteria.

    Slide 11 - Quiz

    Present continuous
    1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
    2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
    3. irritatie aan te geven
    Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
    Susanne is singing right now
    Who makes what?
    Had je alle vragen van de mini-check goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk. 




    De rest doet mee met de instructie. 
    You make:
    Vocabulary: exercise 6 and 7 on page 13
    Grammar: exercise 8 to 10 on page 14 to 16
    Express yourself: exercise 11 on page 16 and 17

    Slide 12 - Slide

    This item has no instructions

    4. Instruction

    Slide 13 - Slide

    This item has no instructions

    One / Ones
    One of ones gebruik je: 

    - Om een zelfstandig naamwoord te vervangen. 
       --> Wat zijn zelfstandige naamwoorden? 

    - Om antwoord te geven op een vraag.

    Slide 14 - Slide

    This item has no instructions

    One / Ones: bij een zelfstandig naamwoord
    Hieronder zie je voorbeelden hoe je one of ones gebruikt wanneer je een zelfstandig naamwoord vervangt. 

    - This new bag is black, my old one was green.
    - I like your bike, did you buy a new one?

    Slide 15 - Slide

    This item has no instructions

    One / Ones: om antwoord te geven op een vraag
    Hieronder zie je voorbeelden hoe je one of ones gebruikt wanneer je antwoord geeft op een vraag: 

    - Which skirt are you going to buy? The white one.
    - Which shoes are yours? The blue ones.

    Slide 16 - Slide

    This item has no instructions

    Wanneer one en wanneer ones

    One

    Ones
    Bij enkelvoud gebruik je:
    Bij meervoud gebruik je:

    Slide 17 - Slide

    This item has no instructions

    Present Continuous
    De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.

    Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissen die:
    •    nu bezig of                        
    •    nu aan de gang zijn

    In de zin staan vaak de volgende woorden: 
    now - right now - at the moment

    Slide 18 - Slide

    This item has no instructions

    Present continuous: hoe maak je die bevestigend?
    Subject
     +
    Form of to be
     +
    Verb + ing
    I
    am
    watching
    TV.
    You/we/they
    are
    watching
    TV.
    He/she/it
    is
    watching
    TV.

    Slide 19 - Slide

    This item has no instructions

    Present continuous: hoe maak je die ontkennend?
    Subject
     +
    Form of to be
     +
    not
    +
    Verb + ing
    I
    am
    not
    making
    tea
    You/we/they
    are
    not
    making
    tea
    He/she/it
    is
    not
    making
    tea

    Slide 20 - Slide

    This item has no instructions

    Present continuous: hoe maak je die vragend?
    Form of to be
     +
    subject
     +
    Verb + ing
    Am
    I
    playing
    games?
    Are
    you/we/they
    playing
    games?
    Is
    he/she/it
    playing
    games?

    Slide 21 - Slide

    This item has no instructions

    5. Guided practise
    Vind je het nog lastig? Dan maken we samen opdracht 9 op pagina 14.




    De rest gaat zelfstandig aan het werk. 

     
    Je maakt:
    Vocabulary: exercise 6 and 7 on page 13
    Grammar: exercise 8 to 10 on page 14 to 16
    Express yourself: exercise 11 on page 16 and 17

    Slide 22 - Slide

    This item has no instructions

    6. Work independently
    You make:
    Vocabulary: exercise 6 and 7 on page 13
    Grammar: exercise 8 to 10 on page 14 to 16
    Express yourself: exercise 11 on page 16 and 17




    Are you ready?
    Give your workbook to your teacher. 
    You are going to learn the vocabulary of 1.1 on Quizlet or you are going to make a word searcher. 
     
    timer
    1:00

    Slide 23 - Slide

    This item has no instructions

    7. Evaluation
    Hoe ging de les?
    Heb je nog vragen of vind je nog iets lastig? 

    Lesdoelen: 
    - ken je de woordjes van vocabulary 1.1 van Nederlands naar Engels en Engels naar Nederlands vertalen?
    - Weet je hoe je de grammatica van one/ones gebruikt?
    - Weet je hoe de present continuous gebruikt en wanneer?

    Slide 24 - Slide

    This item has no instructions

    8. Homework and tests/exams
    Homework: 

    Thursday 15 September 
    Vocabulary: exercise 6 and 7 
    Grammar: exercise 8 to 10
    Express yourself: exercise 11 
    Test/exam: 

    Geen

    Slide 25 - Slide

    This item has no instructions