Paragraaf 4: Zuiver water

Hoofdstuk 3: Water en lucht
1HV
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 3: Water en lucht
1HV

Slide 1 - Slide

Paragraaf 4: Zuiver water

Slide 2 - Slide

Waar gaan we het over hebben?

  • Oplossingen
  • Hard water
  • Samenstelling van frisdrank

Slide 3 - Slide

Wat bedoelen we met zuiver water?

Slide 4 - Slide

Oplossingen
  • Wat is een oplossing?
  • Wat is het oplosmiddel?
  • Wat is de opgeloste stof?

Slide 5 - Slide

Wat zit er in frisdrank?

Slide 6 - Mind map

Wat zit er allemaal in frisdrank?

Slide 7 - Slide

Wat zit er allemaal in frisdrank?
  • Suiker
  • Zuren
  • Aroma's
  • Koolstofdioxide

Slide 8 - Slide

Wat is hard water eigenlijk?

Slide 9 - Slide

Water zuiveren: destilleren

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Lezen tekstboek blz 44 t/m 45

Maken werkboek opg 33 t/m 41 (blz 51 t/m 53)
Opdracht 35 en 40 mag je overslaan
Klaar? Maak ook de plusstof

Slide 11 - Slide

Antwoorden

Slide 12 - Slide

33. oplosmiddel (...) opgeloste

34. a. Water dat schoon genoeg is
            om te kunnen drinken.
       b. Water zonder opgeloste
            stoffen.

35. a. Waarschijnlijk met douchen. 
            Dit doet iedereen van het gezin
            (bijna) elke dag, dat kost dus in
            verhouding erg veel water.

35. b. 1 m3 = 1000 L!
             Antwoord komt uit  tussen 
             €0,80 en €1,00.
       c. per jaar: 0,124 x 4 x 365 = 181 m3
            181 x €0,90 = €163,-


36. a. Bijvoorbeeld: wc doorspoelen
       b. Voor water dat je binnen kunt
            krijgen, bijvoorbeeld bij eten
            koken

Slide 13 - Slide

37. a. ammoniak
            azijnzuur
            chloor
            alcohol
            caffeïne
            suiker
       b. Water

38. a. suiker
        b. alcohol
        c. koolzuurgas
39. a. In dat regenwater zitten allerlei
            stoffen uit de lucht opgelost.
            Daardoor is de lucht schoner.
        b. Er komt pas kalk in het water
             als het in de grond is
             getrokken.

40. a. 20 000 mg in 160 L = 125 mg/L
       b. 8000 mg in 160 L = 50 mg/L


Slide 14 - Slide

41. a. Destilleren
   
       b. De zon

       c. In het zoute water dat wordt
            afgevoerd

Slide 15 - Slide