V4 - T3: BS4 Geslachtschromosomen

basisstof 4: geslachtschromosomen
H4
Thema 3
Genetica
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

basisstof 4: geslachtschromosomen
H4
Thema 3
Genetica

Slide 1 - Slide

Multipele allelen
Sommige monogenetische factoren worden bepaald door meer dan twee genen. De bloedgroepen van het AB0-systeen zijn hier een bekend voorbeeld van. 
Er zijn voor dit gen drie genen bekend.

IA - Dit allel codeert voor het eiwit A op het membraan van rode bloedcellen.
IB - Dit allel codeert voor het eiwit B op het membraan van rode bloedcellen
i - Dit allel resulteert niet in het aanwezig zijn van een eiwit op het membraan van rode bloedcellen.

Allelen IA en IB zijn co-dominant.
Beide allelen zijn dominant over allel i

Slide 2 - Slide

Welk(e) genotype(n) leidt/leiden tot bloedgroep B?

Slide 3 - Open question

Een persoon heeft bloedgroep A.
Welk genotype heeft deze persoon in ieder geval NIET?
A
IAIA
B
IAi
C
IAIB

Slide 4 - Quiz

Werk uit op papier en upload je uitwerking:

Een persoon met bloedgroep 0 krijgt een kind met iemand met bloedgroep AB.
Hoe groot is de kans dat dit kind bloedgroep A zal hebben?

Slide 5 - Open question

In een familie hebben beide grootmoeders bloedgroep 0 en beide grootvader hebben bloedgroep AB.

Bereken hoe groot de kans is dat hun kleinkind bloedgroep B heeft.

Slide 6 - Open question

Leerdoelen
Je kent het onderscheid tussen autosomen en geslachtschromosomen
Je kunt uitleggen hoe geslachtschromosomen het geslacht bepalen
Je kunt de overervingswetten toepassen op X-chromosomale overervingen

Slide 7 - Slide

Bestudeer dit karyogram.
Welk(e) conclusies kan je trekken?
22 paar normale chromosomen
- autosomen

1 paar geslachtschromosomen
- XX --> meisje/vrouw
- XY --> jongen/man

Slide 8 - Slide

Op het X-chromosoom liggen veel meer genen dan op Y-chromosoom.

Enkele ziekten en afwijkingen die gelinkt zijn aan het X-chromosoom:
- kleurenblindheid
- hemofilie
- spierdystrofie van Duchenne
- deficiëntie
Belangrijk gen op het Y-chromosoom
SRY-gen: regel gen dat andere genen reguleert.
Indien SRY-gen aanwezig: dan ontwikkelt een zoogdier-embryo zich tot mannelijk

Slide 9 - Slide

De genen voor de eiwitten in de kegeltjes op het netvlies die het de mens mogelijk maken om onderscheid te maken tussen rood en groen liggen op het X-chromosoom.

Hoeveel allelen van dit gen heeft een vrouw? Noteer alleen een cijfer.

Slide 10 - Open question

De genen voor de eiwitten in de kegeltjes op het netvlies die het de mens mogelijk maken om onderscheid te maken tussen rood en groen liggen op het X-chromosoom.

Hoeveel allelen van dit gen heeft een man? Noteer alleen een cijfer.

Slide 11 - Open question

Omdat er nu verschil zal zijn tussen het AANTAL allelen bij mannen en vrouwen wordt bij X-chromosomale kruisingen een andere notatiewijze gebruikt.

XX voor vrouwen
XY voor mannen

Bij het X-chromosoom wordt vervolgens de allelen in superscript genoteerd. 

Noteer weldegelijk de X en OOK de Y
Dit kan van belang zijn bij het beantwoorden van vraagstukken.
JUIST omdat er verschillen in aantallen/verhoudingen kunnen zijn tussen de geslachten. 

Slide 12 - Slide

Werk uit op papier en upload je uitwerkingen:

Een heterozygote, kleurenziende vrouw heeft kinderen samen met een kleurenblinde man. Deze vorm van kleurenblindheid is geslachtsgebonden en erft recessief over. Upload het kruisingsschema van deze kruising.

Slide 13 - Open question

Bestudeer je kruisingsschema en beantwoord de volgende vraag:

Hoe groot is de kans dat een kind kleurenblind is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 14 - Quiz

Bestudeer je kruisingsschema en beantwoord de volgende vraag:

Hoe groot is de kans dat een dochter kleurenblind is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 15 - Quiz

Bestudeer je kruisingsschema en beantwoord de volgende vraag:

Hoe groot is de kans dat een zoon kleurenblind is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 16 - Quiz

Aandachtspunten X-chromosomale overerving
  • Vrouwen hebben 2 X-chromosomen dus 2 allelen
  • Mannen hebben 1 X-chromosoom dus 1 allel
  • Er is waarschijnlijk een verschil in aantallen  en/of verhoudingen tussen vrouwen en mannen
  • LEES daarom goed wat er van je gevraagd wordt
  • NOTEER ALTIJD de X en de Y en niet alleen de allelen
  • Indien de eigenschap recessief overerft, hebben mannen een grotere kans op de eigenschap/afwijking/ziekte te hebben
  • Indien de eigenschap dominant overerft, dan hebben vrouwen een grotere kans op de eigenschap/afwijking/ziekte

Slide 17 - Slide

Extra uitleg bij uitwerken van X-chromomale kruisingen (optioneel)

Slide 18 - Slide

Herkennen van geslachtsgebondenheid (X-chromosoom)

Mannen hebben maar 1 allel
bij ZONEN komt allel ALTIJD bij moeder vandaan

een allel dat VADERS hebben, hebben zijn DOCHTERS ook altijd.

Als de eigenschap recessief is, geldt het volgende:
- ZIEKE DOCHTER = ZIEKE VADER
- ZIEKE MOEDER = ZIEKE ZOONS

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Upload je uitwerkingen
Hieronder staat een stamboom. De personen die met grijs aangegeven zijn, hebben een
ziekte. De rode personen zijn gezond. De ziekte wordt veroorzaakt door één gen dat X-chromosomaal is. Vrouw 7 is in verwachting van kind 11. De baby blijkt een meisje te zijn. Hoe groot is de kans dat meisje 11 de ziekte heeft?

Slide 21 - Open question

Bij Drosophila (fruitvliegjes) komt onder andere het allel ‘vleugels zonder dwarsaders’ voor. Dit allel is X-chromosomaal en recessief. Een vrouwtje met vleugels zonder dwarsaders wordt gekruist met
een mannetje met normale vleugels. De F1-individuen die hieruit ontstaan, worden onderling
gekruist en er ontstaan een F2.
Hoeveel % van de vrouwtjes uit de F2 heeft vleugels zonder dwarsaders?

Slide 22 - Open question

Leerdoelen
Je kent het onderscheid tussen autosomen en geslachtschromosomen
Je kunt uitleggen hoe geslachtschromosomen het geslacht bepalen
Je kunt de overervingswetten toepassen op X-chromosomale overervingen

Slide 23 - Slide

Huiswerk
Maak nu de volgende opgaven op BVJ online:
- Basisstof 4: 44 en 46 t/m 51

Slide 24 - Slide