15 min. Irregular verbs - card game
1: In je groepje van 4, deel je aan ieder 7 kaartjes. De rest komt op de stapel.
2: De jongste speler begint. Je mag een kaartje op tafel leggen, OF een kaartje van de stapel pakken. Zorg ervoor dat de werkwoorden altijd als volgt liggen: Dutch verb – English verb – past simple – past participle. Leg je dus een kaartje neer moet je altijd beginnen met Dutch verb, dan English verb, dan past simple etc.
3. Degene die als eerste een rijtje afmaakt, mag de 4 kaartjes pakken en verdient een punt. Doel van het spel: zoveel mogelijk setjes maken.