This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom
Ga rustig zitten.
Pak alvast je boek, pen en rekenmachine
Je jas is aan kapstok.
Slide 1 - Slide
Vandaag
we gaan oefenen voor de toetsweektoets
Voor vandaag is dat:
Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 4
Er wordt wel wat van je zelfstandigheid gevraagd :-)
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
voorbereiden voor de toets.
Slide 3 - Slide
Conjuncturele werkloosheid heeft te maken met bestedingen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Regionale werkloosheid betekent dat je in een bepaalde tijd weinig werk hebt.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Stel je hebt voor je onderneming 34% overige kosten en 66% arbeidskosten. Je stuurt mevrouw Blaauw een factuur van € 324. Hoe hoog zijn de loonkosten van deze factuur? Laat een berekening zien.
Slide 6 - Open question
Door aanschaf van nieuw gereedschap gaat het werk sneller en wordt de concurrentiepositie beter.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat is de arbeidsmarkt?
Slide 8 - Open question
Leg uit wat het verschil is tussen hoogconjunctuur en laagconjunctuur. Je mag hierbij ook voorbeelden noemen.
Slide 9 - Open question
een stijgende loon- prijsspiraal heeft negatieve effecten op de export
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Bij een krappe arbeidsmarkt heb je veel vacatures en weinig werkloosheid.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Hoe noemen we een periode van een slecht draaiende economie waarin de totale productie daalt?
Slide 12 - Open question
Je hebt een beroepsbevolking van 12.300.000 mensen, daarvan zijn er 432.000 werkloos. Wat is het werkloosheidspercentage? Laat een berekening zien en rond af op 1 decimaal
Slide 13 - Open question
Maken
Je kunt aan de slag met de examentrainer van Hoofdstuk 2
Slide 14 - Slide
Loon is een vorm van inkomen
A
Uit bezit
B
Uit arbeid
C
Uit overdrachtsinkomen
Slide 15 - Quiz
Hiernaast een tabel over de prijzen. Welk jaar is het basisjaar?
2019
2020
2021
2022
102
100
98
107
Slide 16 - Open question
Hiernaast een tabel over de prijzen. Hoeveel zijn de prijzen gestegen tussen 2019 en 2022?
2019
2020
2021
2022
102
100
98
107
Slide 17 - Open question
Bij nivellering komen de inkomens van huishoudens dichter bij elkaar
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Leg uit wat inflatie is.
Slide 19 - Open question
Noem 1 voordeel van inflatie
Slide 20 - Open question
Nederland heeft een planeconomie
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
maken
Je kunt aan de slag met de examentrainer van Hoofstuk 4
Slide 22 - Slide
Ik ga een ...... halen op de toets. 100 = cijfer 10