This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Paragraaf 3.1 - Hoe betaal je?
Pak je boek voor je op blz 70 en je rekenmachine.
Slide 1 - Slide
Vraag 1 Als je iets koopt, hoe betaal je dan het liefst?
A
Chartaal = contant
B
Giraal = via je betaalrekening
C
Beide
Slide 2 - Quiz
Vraag 2 Welke vorm van ruilen is het onderstaande? Je vader helpt de buurman met de boekhouding. In ruil daarvoor schildert de buurman jullie schutting.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 3 - Quiz
Vraag 3 Welke vorm van ruilen is het onderstaande? Walid bezorgt folders. Hij krijgt €15 per week betaald.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 4 - Quiz
Vraag 4 Welke vorm van ruilen is het onderstaande? Dane bestelt sushi via Thuisbezorgd. Dane betaalt via iDeal.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Video
De drie geldfuncties
A. Ruilmiddel = als je iets koopt
B. Rekenmiddel = om prijzen met elkaar te vergelijken
C. Spaarmiddel: om te bewaren
Slide 7 - Slide
Vraag 5 (opdracht 3 van par 3.1) Welk probleem kan er ontstaan bij directe ruil?
Slide 8 - Open question
Je rekent een koffie af bij Starbucks met je pinpas. Welke geldfunctie?
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
Slide 9 - Quiz
Je ouders zetten elk jaar met kerst €150 op je spaarrekening. Welke geldfunctie?
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
Slide 10 - Quiz
In de fanshop van Roda JC vergelijk je de prijzen van twee trainingspakken met elkaar.
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
Slide 11 - Quiz
Chartaal en giraal
Chartaal geld = munten en bankbiljetten
Giraal geld = Geld op een betaalrekening
Slide 12 - Slide
Je krijgt voor je verjaardag €125 contant. Dit stort je op je betaalrekening. Je hoeveelheid chartaal geld is nu...
A
Toegenomen
B
Afgenomen
Slide 13 - Quiz
Er is in Nederland €25 miljard aan chartaal geld in omloop. 40 % van dit bedrag bestaat uit briefjes van €50. Bereken het bedrag dat in omloop is in briefjes van €50.
Slide 14 - Open question
Er is dus een bedrag van €10 miljard in omloop als het gaat over briefjes van €50. Hoeveel briefjes zijn dit in totaal?
Slide 15 - Open question
Op welke manieren kun je betalen?
Slide 16 - Mind map
Saldo
Het saldo is het bedrag wat op je rekening staat.
Creditsaldo = een positief saldo / in de plus staan
Debetsaldo = een negatief saldo / rood staan / in de min staan
Slide 17 - Slide
Hoe bereken je het nieuwe saldo op een betaalrekening?
Oude saldo + ontvangsten - betalingen
Slide 18 - Slide
Lis heeft een debetsaldo van €92. Hierna heeft ze €360 loon ontvangen en €105 uitgegeven aan boodschappen. Bereken het nieuwe saldo van Lis.