Kies een van de volgende stellingen:
1. Alcoholreclame moet verboden worden
2. Bibliotheken zijn overbodig
3. De overheid moet de prijs van fastfood verhogen
- Bedenk of je voor of tegen de stelling bent.
- Noem een argument.
- Leg je argument uit.
- Geef een voorbeeld waarmee je het argument concreet maakt.
- Maak in je uitwerking gebruik van signaalwoorden.