Prepositions:
Je gebruikt by als je het hebt over manieren van vervoer.
- I travelled by car (ik reisde met de auto)
Je gebruikt with om het gebruik van machines, andere apparaten en gereedschap te beschrijven of dingen die bij elkaar zijn.
- The shoe was made with a 3D printer. (de schoen is met een 3D printer gemaakt)
- I am in a relationship with Robert
Je gebruikt
from om aan te geven waar iets of iemand vandaan komt.
- I am from the Netherlands
Je kunt across, around, away from, down, from, into, off, over, through en to gebruiken om aan te geven in welke richting iets of iemand zich beweegt.
- She is across the street.
- I jumped off the bridge