This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welkom bij Nederlands
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Woordbetekenis
Beeldspraak
Studiereader thema 2 hoofdstuk 1 lezen
Afsluiting
Je weet hoe je de betekenis van een onbekend woord of van beeldspraak kan achterhalen.
Slide 2 - Slide
Stappenplan onbekende woorden
1. Geeft het woord zelf een aanwijzing voor de betekenis?
Herken je een deel van het woord? Bepaal de betekenis op basis van (dat deel van) het woord.
Slide 3 - Slide
Stappenplan onbekende woorden
2. Geeft de context een aanwijzing voor de betekenis?
Staat in de omgeving van het woord een omschrijving waaruit je de betekenis kunt afleiden?
Wordt er een voorbeeld gegeven waarin een aanwijzing staat voor de betekenis?
Staat er een woord in de tekst dat hetzelfde of juist het tegenovergestelde betekent?
Is er een afbeelding die een aanwijzing geeft voor de betekenis?
Slide 4 - Slide
Stappenplan onbekende woorden
3. Geven het woord en de context geen aanwijzingen?
Zoek de betekenis op in een woordenboek of op internet.
Slide 5 - Slide
Wat is beeldspraak?
A
Je moet een zin/tekst niet letterlijk nemen
B
Figuurlijk taalgebruik
C
Je vergelijkt iets met een bepaald beeld
D
Ander woord voor gebarentaal
Slide 6 - Quiz
0
Slide 7 - Video
Wat is een metafoor?
Slide 8 - Open question
Wat gebeurt er als je (te) veel metaforen gebruikt?
Slide 9 - Open question
Beeldspraak begrijpen
Beeldspraak kan ervoor zorgen dat je een deel van een tekst niet begrijpt. Net als bij onbekende woorden kun je bij beeldspraak zelf de betekenis proberen te achterhalen.
Dat doe je in de eerste plaats door te kijken of de context een aanwijzing voor de betekenis geeft. Verder kan de beeldspraak zelf aanwijzingen geven voor de betekenis.
Slide 10 - Slide
Aan de slag
Studiemeter.nl --> Starttaal 3F
Thema 2 hoofdstuk 1 lezen
Slide 11 - Slide
Toen ik 's avonds thuiskwam, lag mijn hond in zijn mand.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 12 - Quiz
Toen ik 's avonds thuiskwam, vond ik de hond in de pot.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 13 - Quiz
De iPhone is de Rolls-Royce onder de mobieltjes.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 14 - Quiz
Mijn Rolls-Royce staat tussen de andere auto´s geparkeerd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 15 - Quiz
Mark wilde zijn rijbewijs gaan halen, maar hij zag veel beren op de weg.
A
Mark kwam tijdens zijn rijles beren op de weg tegen.
B
Mark zag veel moeilijkheden bij het halen van zijn rijbewijs.
Slide 16 - Quiz
De boze student had nog een appeltje met zijn docent te schillen.
A
De student moest voor zijn docent een appel gaan schillen.
B
De student moest nog een vervelende zaak afhandelen.