In deze korte zin herhaal je het eerste werkwoord uit de vraag. Daarvoor zet je het juiste voornaamwoord (I/you/he/she..). Staat die er niet duidelijk in? Bedenk dan welke je moet gebruiken (my mother = she).
DidAnne know the way to the cinema?
Yes, shedid / No, shedid not (not bij een ontkenning)
Wouldthey like to come to my party?
Yes, theywould / No theywould not (not bij een ontkenning)
Slide 5 - Slide
Hoe vorm je een ja/nee antwoord?
1. Je begint met ja/nee. 2. herhaal het onderwerp uit de vraag. 3. herhaal het eerste werkwoord uit de vraag.
Slide 6 - Slide
Can / could
What's the difference?
Slide 7 - Slide
Can/Could
- om te vragen of iets mag
- Could is beleefder dan Can!
Can we go to the movies tonight, mom?
Could I borrow you pen?
Slide 8 - Slide
am/are/is + allowed to + hele ww
When do you use it?
You _____________________ (not/ drink) and drive.
Daniel _____________________(bring) a phone to class because his dad is in the hospital.
Slide 9 - Slide
Work on weekplanner
.
12, 13, 14, 15, 16
timer
10:00
Slide 10 - Slide
Study
- Study words (vocab A + B + C) + Irr. verbs + Build up 1 + 2
1. Read + listen to all the words
2. Write down all the words
3. Practise with Slim Stampen /Quizlet
timer
10:00
Slide 11 - Slide
30 seconds
English words, explain them in English in 30 seconds