Voorbereiding toets Industrie wereldwijd.

Industrie wereldwijd
voorbereiding op de toets
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Industrie wereldwijd
voorbereiding op de toets

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1.1
Hoe ontstond de industrie?

Slide 2 - Slide

Hoe worden de werkzaamheden genoemd die mensen thuis deden voor een ondernemer?
A
Ambachten
B
Huisnijverheid
C
Spinnen
D
Weven

Slide 3 - Quiz

Katoen plukken (door slaven)
Katoenbalen naar Europa (per schip)
Koopmannen kopen katoen op
Boeren en ambachtslieden verwerken katoen tot textiel (met spinnewiel en weefgetouw)
textiel werd geverfd (door koopman)
kleermakers maker kleding van textiel 
later vindt bijna alles plaats in de fabriek

Slide 4 - Drag question

Plantage
Kolonie
Slavernij
Groot landbouwbedrijf waar een bepaald (koffie, tabak, katoen, etc) wordt verbouwd.
Als een land over  andere landen  gaan heersen.
Als mensen geen vrijheid hebben en eigendom zijn van andere mensen.

Slide 5 - Drag question

Europa
Afrika
Amerika
Wapens
Katoen
Slaven
Tabak
Textiel
Koffie
Drank

Slide 6 - Drag question

In welk tijdvak gingen mensen gebruik maken van een stoommachine?
A
burgers en stoommachines
B
moderne tijd
C
vroegmoderne tijd
D
tijd pruiken en revoluties

Slide 7 - Quiz

Wat is geen energiebron?
A
Wind
B
Water
C
Zon
D
Steenkool

Slide 8 - Quiz

Maak de juist combinaties.
Energie
Energiebron
ondernemer
Stoommachine

Slide 9 - Drag question

De Republiek (Nederland) had bijna geen industrie. Welke reden past er het beste bij?
A
De Republiek bleef in de 18de eeuw economisch voorop lopen.
B
De Republiek hoefde geen grondstoffen uit het buitenland te halen.
C
Het vervoeren van grondstoffen kostte veel geld.
D
In de Republiek in de 18de eeuw waren er veel stoomachines.

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je een persoon die voor een baas werkt?
A
Een ondernemer.
B
Een werkgever.
C
Een ambachtsman.
D
Een werknemer.

Slide 11 - Quiz

Welke Willem zorgde er mede voor dat de industrialisatie in het Koninkrijk der Nederlanden op gang kwam?
A
Koning Willem 1
B
Koning Willem-Alexander
C
Koning Willem 2
D
Koning Willem 3

Slide 12 - Quiz

Voor de industriële revolutie
Na de Industriële Revolutie
auto
fiets
boot
paard 
vliegtuig
tram
Koets
trekschuit

Slide 13 - Drag question

Zijn de situaties voor of na de Industriële revolutie?
Voor
Na

Slide 14 - Drag question

Arbeiders
Gegoede burgerij
Oprichten van vakbonden
Oprichten van politieke partijen
Aan liefdadigheid doen
Invoeren van de eerste sociale wet
Strijden voor algemeen kiesrecht

Slide 15 - Drag question

Arbeiders
Gegoede burgerij

Slide 16 - Drag question

Paragraaf 1.2
Westerse wereldrijken

Slide 17 - Slide

Zet volgende gegevens op de juiste plaats!
Oorzaken
Gevolg
Ondernemers zochten naar afzetgebieden
Europeanen vonden dat ze hun cultuur moesten overbrengen op volken in Azië en Afrika
Fabrieken hadden grondstoffen nodig
Het imperialisme zorgde voor grote wereld rijken.
Dankzij de industriële revolutie waren er goede wapens en stoomschepen

Slide 18 - Drag question

Welke landen veroverden gebieden in Azië
A
België, Italië, Spanje.
B
Duitsland, Italië, Japan.
C
Nederland, Japan, Frankrijk.
D
Nederland, Verenigd Koninkrijk, België

Slide 19 - Quiz

Waar of niet waar?
Europeanen trokken in Afrika soms grenzen door gebieden waar mensen woonden die bij hetzelfde volk hoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Welk gebied hoorde in de 19de eeuw niet bij het Koninkrijk der Nederlanden?
A
België
B
Indonesië
C
Suriname
D
Zuid-Afrika

Slide 21 - Quiz

Hier zijn Indische arbeiders aan het werk om rubber uit de rubberbomen te halen. Het rubber werd daarna naar Nederland verscheept.
Waarom haalden Nederlandse bedrijven hun rubber helemaal uit Nederlands-Indië?

A
De Indische arbeiders waren veel goedkoper.
B
In Nederland waren geen rubberbomen.
C
Nederlanders wisten niet hoe ze rubber uit een boom konden halen.
D
Rubber uit Nederlands-Indië was van veel betere kwaliteit.

Slide 22 - Quiz

Welk Aziatisch land deed ook aan imperialisme?
A
China
B
Japan
C
Indonesië
D
India

Slide 23 - Quiz

Paragraaf 1.3
Waar komen de grondstoffen vandaan?

Slide 24 - Slide

Hoe oud is de aarde?
A
45.000 jaar
B
450.000 jaar
C
4.500.000 jaar
D
4.500.000.000 jaar

Slide 25 - Quiz

Waar houdt de geologie zich niet mee bezig?
A
Het ontstaan van de aarde.
B
Het opgraven van oude gebouwen.
C
De ontwikkeling van het leven.
D
De samenstelling van de aardkorst.

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Op de vorige dia zag je een voorbeeld van hoe de tijd vanaf het ontstaan van de aarde ingedeeld wordt.
Hoe noemen we die indeling?
A
Een geologische tijdschaal.
B
Een archeologische tijdschaal.
C
Een historische tijdbalk.
D
De tien tijdvakken

Slide 28 - Quiz

Maak de goede combinaties.
Perm
Carboon
Jura
Krijt

Slide 29 - Drag question

Op welke foto zie je een fossiel?
A
B
C
D

Slide 30 - Quiz

Gebruik de bron. Bij een opgraving in Duitsland wordt een ammoniet gevonden.

Welke conclusie kun je hieruit trekken? Omcirkel het juiste antwoord.
A
Als je nog dieper graaft, kun je ook resten van mammoeten vinden.
B
Ammonieten leefden op het land.
C
De bodemlaag waarin de ammoniet gevonden is, is meer dan 400 miljoen jaar oud.
D
In dezelfde bodemlaag zouden ook resten van dinosauriërs kunnen zitten.

Slide 31 - Quiz

Paragraaf 1.4
Aan het werk.

Slide 32 - Slide

Welke drie sectoren zijn er?
A
Veeteelt - Industrie - Diensten.
B
Landbouw - Ambachten - Diensten.
C
Landbouw - Visserij - Mijnbouw.
D
Landbouw - Industrie - Diensten.

Slide 33 - Quiz

Wanneer noem we werk arbeidsintensief?
A
Als er in een fabriek veel machines gebruikt worden.
B
Als er in een fabriek veel robots gebruikt worden.
C
Als er veel mensen aan één product werken.
D
Als er veel geld nodig is om een product te maken.

Slide 34 - Quiz

Welke vorm van mijnbouw zie je op de afbeelding.
A
Schachtbouw
B
Landbouw
C
Akkerbouw
D
Dagbouw

Slide 35 - Quiz

Wat zijn vestigingsfactoren?
A
De redenen waarom je ergens een fabriek start.
B
De redenen waarom ergens een vesting (kasteel) is gebouwd.
C
De redenen waarom je naar een winkel gaat.
D
De redenen waarom wegen en kanalen worden aangelegd.

Slide 36 - Quiz

Van welk land zie je hier de verdeling van beroepssectoren?
A
Een land in Afrika
B
Een land in Europa
C
Een land in Azië
D
Een land in Zuid-Amerika

Slide 37 - Quiz

Welke beroepen horen bij de primaire sector?
A
boer, mijnwerker, visser
B
boer, bakker, visser
C
boer, timmerman, mijnwerker
D
boer, visser, verkoper

Slide 38 - Quiz

Wat is de reden dat kapitaal een steeds grotere rol is gaan spelen bij de productie van goederen?

Kies het juiste antwoord.
A
De salarissen van werknemers worden steeds hoger.
B
Door de komst van banken, is er meer kapitaal beschikbaar.
C
Dure machines nemen het werk van mensen/handenarbeid over.
D
Mensen zijn het zat om arbeidsintensief werk te doen.

Slide 39 - Quiz

Vragen?
Maak de opdrachten af en ga alvast leren voor de toets

Slide 40 - Slide