Quiz woordenschat H3 & H4

Quiz woordenschat H3 & H4
1. Je speelt mee met je voornaam.
2. Voor elke meerkeuzevraag krijg je 10 seconden.
3. Zet de autocorrectie op je telefoon uit!

Succes!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Quiz woordenschat H3 & H4
1. Je speelt mee met je voornaam.
2. Voor elke meerkeuzevraag krijg je 10 seconden.
3. Zet de autocorrectie op je telefoon uit!

Succes!

Slide 1 - Slide

Peter en Kim steggelen over wie de klusjes in huis moet doen.

steggelen
A
wandelen
B
overleggen
C
ruziën
D
discussiëren

Slide 2 - Quiz

Het is gebleken dat cosmetische producten veilig zijn.

cosmetisch
A
kosmos
B
verfraaiend
C
ruimte
D
gesloten

Slide 3 - Quiz

Hij bejegent iedereen bot.


bejegenen
A
zich gedragen tegenover
B
zich aanstellen
C
zich afgewezen voelen
D
zich overgeven

Slide 4 - Quiz

Doet het ertoe of ik een mooi mens ben of niet, of gaat het puur om mijn eigen esthetiek?

esthetiek
A
godsdienstig
B
schoonheidsleer
C
filosofie
D
plantenkunde

Slide 5 - Quiz

Het was moeilijk te geloven dat het boek voor zo veel controverse had gezorgd toen het in ’66 werd gepubliceerd.


controverse
A
aandacht geven aan
B
overeenkomst
C
overtuiging
D
meningsverschil/strijdpunt

Slide 6 - Quiz

Ze is wis en waarachtig ernstig ziek en heeft alle reden om wanhopig te zijn!

wis en waarachtig
A
zeer zeker
B
eerlijk zijn
C
misschien
D
de waarheid verdoezelen

Slide 7 - Quiz

‘Jullie denken toch niet dat ik alles in geuren en kleuren ga vertellen?’

in geuren en kleuren
A
iets wat lekker ruikt
B
enthousiast vertellen
C
vrolijkheid
D
met allerlei details

Slide 8 - Quiz

Ik heb geen idee wie het meest gestolen heeft, maar ik denk dat ze allebei hoge ogen gooien.

hoge ogen gooien
A
twee zessen gooien
B
iets heel hoog gooien
C
een grote kans maken
D
iets uitproberen

Slide 9 - Quiz

Maar zelfs koningen moeten soms zwichten voor de druk.

zwichten
A
zwikken/struikelen
B
toegeven
C
overhalen
D
terugkrabbelen

Slide 10 - Quiz

Naar verluidt denkt Tom er toch al over om naar Frankrijk terug te keren.

naar verluidt
A
zoals gezegd
B
verlagen tot
C
voorwaarde
D
zoals het klinkt

Slide 11 - Quiz

Hij dacht dat Apple geen alternatief had.

alternatief
A
overige/rest
B
gebruikelijk
C
voorwaarde
D
andere vorm/mogelijkheid

Slide 12 - Quiz

Inderdaad, zo liet Koos weten, in België had de fiscus hard ingegrepen.

fiscus
A
plant
B
bank
C
overheid
D
belastingdienst/ staatskas

Slide 13 - Quiz

Maar eerst moet u zich conformeren aan de regel van het huis.

zich conformeren aan
A
zich comfortabel voelen met
B
zich verzetten tegen
C
zich schikken naar /aanpassen aan
D
besluit nemen

Slide 14 - Quiz

Moet ik er soms nog meer woorden aan spenderen?

spenderen
A
toegift
B
betalen
C
doorbrengen
D
besteden/ uitgeven

Slide 15 - Quiz

Die ventilatoren staan nooit stil: zij circuleren de lucht door het hele schip.

circuleren
A
sparen
B
rondgaan
C
besteden
D
terug geven

Slide 16 - Quiz

Op grond van zijn bekentenis werd de dief gepakt.

op grond van
A
dankzij/ door
B
voorafgaand aan
C
daarmee
D
overtuigen

Slide 17 - Quiz

Hij ging het huis binnen door de achterdeur, het seinpistool schietklaar ter hoogte van zijn middel.

ter hoogte van
A
lengte/ afstand
B
dankzij
C
informeren
D
bij

Slide 18 - Quiz

Dat geld is ruim voldoende om jaren op grote voet te kunnen leven.

op grote voet leven
A
grote voeten hebben
B
veel grond hebben
C
veel geld uitgeven
D
te kleine schoenen hebben

Slide 19 - Quiz

‘Pecunia non olet, zeiden de Romeinen.

pecunia non olet
A
ehhh....dit is toch het vak Nederlands?
B
geld stinkt niet
C
geld verspillen
D
geld opleveren

Slide 20 - Quiz

Hoeveel woorden had je goed?
019

Slide 21 - Poll

Ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll