Dag 6

Nieuwe woorden Thema 18
Nederland
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nieuwe woorden Thema 18
Nederland

Slide 1 - Slide

woorden
het Suikerfeest
ver(re)
de verjaardag
het verschil
vroeg(e)
wachten

Slide 2 - Slide

het Suikerfeest (znw)
  • een islamitisch feest aan het einde van de Ramadan

  • zin: Tijdens het Suikerfeest wordt allerlei zoetigheid uitgedeeld.
  • zin: De Ramadan eindigt met een groot feest, dat heet 'Het Suikerfeest'.
43

Slide 3 - Slide

ver(re)(bnw)
  • op een grote afstand
  • ver <-> dichtbij
  • ver - verder - verst

  • zin: Voor welke landen moet je ver reizen?
  • zin: Van Den Helder naar Amsterdam is heel ver als je het moet lopen.
44

Slide 4 - Slide

de verjaardag (znw)
  • de dag waarop je jarig bent
  • je geboortedag

  • zin: Op zijn verjaardag kreeg hij een taart met kaarsjes.
  • zin: Met mijn verjaardag krijg ik een cadeau van mijn kinderen.
45

Slide 5 - Slide

het verschil (znw)
  • iets wat anders is
  • het verschil <-> hetzelfde 

  • zin: Er is een groot verschil tussen kopen en verkopen.
  • zin: Hij vindt dat correct gedrag, ik niet. Wij hebben een verschil van mening. 
46

Slide 6 - Slide

vroeg(e) (bnw)
  • aan het begin van de dag
  • eerder dan de afgesproken tijd

  • zin:  Ik ga vandaag vroeg naar bed.
  • zin: Ik heb vandaag een toets. Daarom sta ik vroeg op om nog even te oefenen.
47

Slide 7 - Slide

wachten (ww)
  • op dezelfde plaats blijven tot iets gebeurt of iemand komt

  • TT - Ik wacht - jij wacht - wij wachten
  • VT - ik wachtte - wij wachtten
  • VTD - ik heb gewacht

  • zin: Wij wachten op de bus van zes uur.
  • zin: : Laten we nog maar even wachten met eten.
48

Slide 8 - Slide

Verwerkingsvragen thema 18
Nederland

Slide 9 - Slide

Hoe noemen wij het feest na de Ramadan?
A
kerstmis
B
Sint-Maarten
C
het Suikerfeest
D
Sinterklaas

Slide 10 - Quiz

het Suikerfeest

Slide 11 - Mind map

Hoe kun je het woord 'ver' omschrijven?
A
op een korte afstand
B
dichtbij
C
op een grote afstand
D
langzaam

Slide 12 - Quiz

Welke stad is verst van school vandaan?
A
Alkmaar
B
Amsterdam
C
Anna Paulowna

Slide 13 - Quiz

Wanneer is jouw verjaardag?
(in cijfers en letters)
(dag - maand - jaar)

Slide 14 - Mind map

iets wat anders is
A
hetzelfde
B
het verschil
C
gelijk

Slide 15 - Quiz

Maak een zin met het woord 'vroeg'.

Slide 16 - Open question

Wat is fout?
A
Jij wachtt op de trein.
B
Ik heb op de trein gewacht.
C
Wij wachten op de trein.
D
Ik sta op de trein te wachten.

Slide 17 - Quiz