This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Ontwikkelingsfase de peuter
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
* AWR
* Theorie
* Quizvragen
* aan de opdracht werken
Slide 2 - Slide
Doel
Aan het eind van de les kun je de kenmerken benoemen in de ontwikkeling van de peuter
* Verstandelijk of cognitieve ontwkkeling
* Sociaal-emotionele ontwikkeling
* Lichamelijk en motorische ontwikkeling
Slide 3 - Slide
Peuterfase
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Video
Wat zagen we gebeuren tijdens het filmpje
Groepsgesprek
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
taalontwikkeling
Eerst tweewoordzinnetjes ( pop stout / poes eten)
Daarna driewoordzinnen ( daar snoep eten / auto hans mee)
Leren dat alles een naam heeft ( warm, koud, bal, hard, groot)
Leren dat alles in perspectief staat ( in, op, boven, onder)
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Het denken
Concreet denken: denken van peuter richt zich alleen op hier en nu.
Magisch denken: geen onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie.
Animistisch denken: menselijke eigenschappen toekennen aan levenloze dingen
Slide 10 - Slide
Sociale persoonlijkheidsontwikkeling
Normbesef: Het vormen van het geweten.
Egocentrisme: Bekijkt de wereld van eigen ervaring, eigen gevoelens. Niet kunnen inleven.
Behoefte aan sociale contacten. Eerst samen-naast- elkaar spelen dan samenspelen.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Er wordt ook wel gesproken over peuterpubertijd omdat peuters zo koppig zijn en vaak 'nee' zeggen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
De peuterfase kenmerkt zich door:
A
Koppigheid en ik-besef
B
Lengtegroei
C
De ontwikkeling van de fijne motoriek
D
Samen delen en spelen
Slide 14 - Quiz
Een peuter kan zich al goed in een ander verplaatsen, een peuter heeft empathie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Een peuter is meestal al helemaal zindelijk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Driftbuien bij peuters hebben te maken met veel willen maar het nog niet kunnen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Belonen van goed gedrag en straffen van ongewenst gedrag werken allebei even goed
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
De meeste kinderen zijn eerder zindelijk voor ontlasting dan voor urine
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Hoe kan je dit stukje van het filmpje het best omschrijven?
A
exploratiedrang
B
echocentrisme
C
koppigheidsfase
D
concreet denken
Slide 20 - Quiz
Opdracht
Maak een moodbord of collage over de ontwikkeling van de baby en de peuter
Onderzoek hoe je de zintuigen van een baby en peuter passend kan stimuleren. Iedere cultuur heeft daar zijn eigen gewoontes voor, die je als vanzelf van je ouders overneemt.