Opgave 5.2.1 Deelnemingen horen bij de ...(1) en Effecten horen bij de ...(2)
A
1 vaste activa
2 vaste activa
B
1 vaste activa
2 vlottende activa
C
1 vlottende activa
2 vaste activa
D
1 vlottende activa
2 vlottende activa
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Opgave 5.2.1 Deelnemingen horen bij de ...(1) en Effecten horen bij de ...(2)
A
1 vaste activa
2 vaste activa
B
1 vaste activa
2 vlottende activa
C
1 vlottende activa
2 vaste activa
D
1 vlottende activa
2 vlottende activa
Slide 1 - Quiz
5.2.1 Voorzieningen horen bij ...
A
EV
B
LVV
C
KVV
D
LVV of KVV
Slide 2 - Quiz
5.2.3 Wat is geen goede berekening?
A
( 363 - 282 - 56 ) / 20,5
B
( 10 + 15 ) / 20,5
C
81 / 20,5
D
( 81 - 56 ) / 20,5
Slide 3 - Quiz
5.2.5 Wat is geen mogelijk antwoord?
A
Kredietverschaffer
B
Verhuurder
C
Debiteur
D
Crediteur
Slide 4 - Quiz
Solvabiliteit
De solvabiliteit geeft aan in welke mate de onderneming aan al haar verplichtingen kan voldoen ( dus ook die op lange termijn )
Een hoge solvabiliteit geeft verschaffers van vreemd vermogen vertrouwen dat ze geld aan een onderneming kunnen uitlenen
Slide 5 - Slide
Solvabiliteit
Solvabiliteitsratio = TV / VV
( soms solvabiliteitspercentage = TV / VV x 100% )
Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe beter de onderneming in staat is alle schulden te voldoen.
Vuistregel: Solvabiliteitsratio > 1,5 is voldoende
Slide 6 - Slide
Solvabiliteit
Soms andere formule gebruikt
Solvabiliteitsratio = EV / VV
( soms solvabiliteitspercentage = EV / VV x 100% )
Deze berekening komt altijd precies 1 lager uit dan de andere formule. Wiskundig bewijs zie blz 93
Vuistregel: Solvabiliteitsratio > 0,5 is voldoende
Slide 7 - Slide
Solvabiliteit
Debt ratio = VV / TV
( of VV / TV x 100% )
Hoe lager de uitkomst, hoe beter de solvabiliteit
Slide 8 - Slide
Solvabiliteit
Vaak stellen kredietverschaffers eisen aan een bedrijf op het gebied van de solvabiliteit. Alleen als die boven een bepaalde waarde is, zijn ze bereid geld uit te lenen.
Vb: een beginnende onderneming heeft een totale vermogensbehoefte van € 500.000,-. De bank eist een minimale solvabiliteit van 180%. De bank gebruikt TV / VV x 100%.
Hoeveel kan de onderneming maximaal lenen?
Slide 9 - Slide
Opdracht
TV / VV x 100% = 180%
500.000 / VV x 100% = 180%
500.000 / VV = 1,80
VV = 500.000 / 1,80
VV = 277.778
Slide 10 - Slide
Opdracht 2
Een bestaand bedrijf wil uitbreiden. Op dit moment heeft het bedrijf een TV van € 697.000,- en een VV van € 357.000,-.
De bank hanteert een solvabiliteitseis van 1,5 volgens de formule TV / VV.