Zuivere stoffen en mengsels

Hoofdstuk 3 Stoffen
Par. 3.1 Zuivere stoffen en mengsels
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 Stoffen
Par. 3.1 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
  • Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels.
  • Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan.
  • Je kunt uitleggen wat massa betekent 
  • Je kun uitleggen wat volume betekent
  • Je kunt uitleggen wat dichtheid betekent  
  • Je kunt de formule van dichtheid toepassen

Slide 2 - Slide

Zuivere stof
  • Soms is een stof in huis een zuivere stof.
  • Voorbeelden: suiker en zout

Slide 3 - Slide

Mengsel
  • De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels.
  • Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen.

Slide 4 - Slide

Moleculen
Elke stof bestaat uit heel kleine bouwsteentjes: moleculen.
De stof water bestaat dus uit watermoleculen.
Eén watermolecuul heeft een doorsnede van ongeveer:




0,000 000 000 15 meter
  • dat betekent dat je ongeveer 7 000 000 000 watermoleculen op een rij kunt leggen in 1 meter!
  • dat is bijna net zoveel moleculen
    als er mensen op de wereld zijn!

Slide 5 - Slide

 Zuivere stoffen en mengsels
Alle stoffen die we kennen bestaan uit hele kleine deeltjes. Die deeltjes noemen we moleculen. 

Een molecuul suiker is anders dan een molecuul water. Dat kan liggen aan de vorm of de grootte.
Een molekuul is het kleinste deeltje van een stof, wat nog steeds de stofeigenschappen bezit van die stof.
We stellen ons de molekulen voor als 'bolletjes'. Je ziet dus twee verschillende bolletjes. Dat zijn dus twee verschillende molekulen; dus twee verschillende stoffen. In dit voorbeeld is de het ene molekuul suiker, het andere molekuul is water.

Slide 6 - Slide

 Zuivere stoffen en mengsels
  • Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen.
  • Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen

Slide 7 - Slide

mengsel:
meerdere soorten moleculen

zuivere stof:
één soort moleculen

Slide 8 - Slide

Stofeigenschappen:

  • Brandbaarheid
  • Geur
  • Kleur
  • Smaak
  • Fase (bij kamertemp.)
  • Kookpunt
  • Smeltpunt
  • Oplosbaarheid in water
  • Dichtheid 

Geen stofeigenschappen:

  • Temperatuur
  • Vorm
  • Massa
  • Volume

Slide 9 - Slide

Dichtheid
Dichtheid,
massa en volume

Slide 10 - Slide

1.3 Zinken, zweven en drijven
Zinken: de dichtheid van het voorwerp is groter dan de dichtheid van water
Zweven: de dichtheid van het voorwerp is gelijk aan de dichtheid van water
Drijven: de dichtheid van het voorwerp is kleiner dan de dichtheid van water

Wat is dichtheid?

Slide 11 - Slide

wat betekent massa ?

Slide 12 - Slide

Massa
Alles om ons heen is gemaakt uit atomen en moleculen.

Deeltjes geven aan alles massa.
Massa drukken we uit in kilogram (kg).

Slide 13 - Slide

Massa
De massa bepaal je met een weegschaal.

Slide 14 - Slide

Massa 
De massa is een maat voor de hoeveelheid van een stof. We kunnen de massa meten met een weegschaal. 

De eenheid voor massa is kilogram (kg) of gram (g).... 
De grootheid is dan de massa.
Het symbool van massa is  ' m '. 

Slide 15 - Slide

Wat betekent Volume?

Slide 16 - Slide

Volume

Slide 17 - Slide

Volume

Slide 18 - Slide

Volume van onregelmatige voorwerpen
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode

Slide 19 - Slide

Berekenen van de Dichtheid








Dichtheid = massa : volume
Grootheid
Eenheid
Massa 
kilogram (kg)
Volume
liter (l)
kubike decimeter (dm3)
Dichtheid
kg/l
kg/dm3

Slide 20 - Slide

Wat is de dichtheid?
A
Het volume gedeeld door de massa
B
Een ander woord voor gewicht
C
de massa gedeeld door het volume
D
Het aantal cm3

Slide 21 - Quiz

De dichtheid van de zeep is ......... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee

Slide 22 - Quiz

De dichtheid van ijs is .... dan de dichtheid van water





















































































































De dichtheid van ijs is ....... dan de dichtheid van water.
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk

Slide 23 - Quiz

Wat is de dichtheid van het blokje?
A
2 g/cm3
B
4 g/cm3
C
6 g/cm3
D
8 g/ cm3

Slide 24 - Quiz

Wat is de eenheid van dichtheid?
Dus waar drukken we dichtheid in uit?
A
mg/ml
B
cm3/g
C
g/cm3
D
km/dag

Slide 25 - Quiz

De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee

Slide 26 - Quiz

We kennen drie soorten mengsels:
  • Oplossing
  • is helder 
  • kan een kleur hebben
  • bestaat uit oplosmiddel
  • en opgeloste stof
  • Suspensie
  • is troebel 
  • is wit of gekleurd
  • bestaat uit vloeistof
  • en vaste stof
  • Emulsie
  • is troebel 
  • is kleurloos, wit of gekleurd
  • bestaat uit vloeistof
  • en andere vloeistof

Slide 27 - Slide

Sleep de juiste naam van het mengsel bij de goede letter.
A
B
C
OPLOSSING
SUSPENSIE
EMULSIE

Slide 28 - Drag question

Schematisch
  • Je kunt een mengsel scheiden. 
  • Je krijgt dan twee of meer zuivere stoffen.

Slide 29 - Slide

Filtreren:
  •  Op basis van deeltjes grootte.
  •  Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier, kleine deeltjes wel.
Het RESidu is de RESt.
De vaste stof die in het filter achterblijft.

Het filtrAAT is wat door het filter gAAT.
De vloeistof die niet door het filter wordt tegengehouden.

Slide 30 - Slide

Extraheren: 
  • Betekent "eruit halen".
  • Je hebt een geschikt oplosmiddel nodig.

Het oplosmiddel is hier water.
Het water "trekt" de smaak uit de droge theeblaadjes.

Slide 31 - Slide

Extraheren schematisch

Slide 32 - Slide

Alcohol als oplosmiddel
Sommige stoffen lossen niet op in water. Welke?
Voor deze stoffen heb je een ander oplosmiddel nodig. Bijvoorbeeld alcohol.

Slide 33 - Slide

Alcohol als oplosmiddel

Alcohol wordt in allerlei producten als oplosmiddel gebruikt . Voorbeelden zijn parfum, deodorant en bepaalde soorten inkt en lak. Sommige stiften hebben inkt ‘op alcoholbasis’. Als je met zo’n stift schrijft of tekent, verdampt de alcohol en blijven de kleurstoffen achter. Je kunt de alcohol dan goed ruiken.

Slide 34 - Slide

Opdrachten maken
  • Wat: lees  en maak opgaven 1 t/m 10 van H 1.2 op blz. 25 en 26 .   
  • Tijd:  15 minuten lang     
  • Huiswerk: leren 1.1 en 1.2, alle opgaven van 1.2 af
  • Klaar?: lees par. 1.3, doe de vaardighedentrainer van par. 1.3 op de site
timer
15:00

Slide 35 - Slide

Leerdoelen gehaald?:
  • Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels.
  • Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan.
  • Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
  • Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extractie of filtreren.
  • Je kunt de werking van alcohol als oplosmiddel uitleggen. (plusstof)

Slide 36 - Slide

Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu

Slide 37 - Quiz

Keukenzout zonder jodium is een voorbeeld van een ......
A
mengsel
B
zuivere stof
C
suspensie
D
filtraat

Slide 38 - Quiz

Thee is een mengsel. Thee bestaat dus uit..........
A
meerdere soorten moleculen
B
1 soort moleculen
C
1 molecuul
D
een suspensie

Slide 39 - Quiz

Als je zand met water mengt krijg je een ........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat

Slide 40 - Quiz

Sprite is een heldere kleurloze frisdrank. Dit is een voorbeeld van een........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat

Slide 41 - Quiz

Verf is troebel en kan wit of gekleurd zijn. Verf is een voorbeeld van een.......
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat

Slide 42 - Quiz

Een emulsie is een mengsel van ........
A
een vaste stof en een vloeistof
B
twee vaste stoffen
C
twee of meer vloeistoffen
D
een gas en een vloeistof

Slide 43 - Quiz

Als je een suspensie filtreert.........
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos
D
dan houd je meestal een emulsie over

Slide 44 - Quiz

Gemalen koffie wordt gemaakt door bonen te malen. Hierdoor:
A
worden de moleculen kleiner gemaakt
B
worden de moleculen veranderd
C
blijven de moleculen hetzelfde
D
komen er nieuwe moleculen bij

Slide 45 - Quiz

Thee zetten is een voorbeeld van extraheren. Hierbij is water .........
A
de smaakstof
B
het filtraat
C
het oplosmiddel
D
de opgeloste stof

Slide 46 - Quiz