Opdracht 13 - afschrijvingen (4.6)

Administratie 4.6

Leerdoel: aan het einde van de les weet je wat afschrijvingen zijn

En kan je rekenen met de 2 verschillende manieren van afschrijvingen.

1 / 17

Slide 1: Slide

Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Lesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Administratie 4.6

Leerdoel: aan het einde van de les weet je wat afschrijvingen zijn

En kan je rekenen met de 2 verschillende manieren van afschrijvingen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Bedrijfsmiddelen

Machines, computers, auto's etc

--> Slijt: wordt minder waard.

Slide 3 - Slide

Bedrijfsmiddelen vervangen als ze stuk / oud zijn.

Soms kunnen ze nog worden verkocht: levert geld op

= RESTWAARDE

Slide 4 - Slide

Kosten

Verdelen over meerdere jaren --> De jaren dat je het gebruikt.

= Afschrijvingskosten

Slide 5 - Slide

Boekwaarde

Hoeveel het bedrijfsmiddel waard is (in de boekhouding)

Staat op de balans

--> Wordt elk jaar minder waard

Product slijt...

Slide 6 - Slide

Afschrijven op 2 manieren

- afschrijven volgens de aanschafwaarde

- afschrijven volgens de boekwaarde

Slide 7 - Slide

Aanschafwaarde

Elk jaar met zelfde bedrag afschrijven

(Kosten / aantal jaar)

\frac{​ a a n s c h a f w a a r d e - r e s t w a a r d e ​ ​}{​ A a n t a l j a a r ​}

Slide 8 - Slide

Boekwaarde

Niet elk jaar hetzelfde bedrag --> Maar een percentage

BV: elk jaar met 7% afschrijven

Die 7% neem je van de waarde van het bedrijfsmiddel (=boekwaarde) op dat moment.

Slide 9 - Slide

Je rekent dus elke keer met zelfde % , maar dan is het elke keer een ander bedrag dat je afschrijft.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld:

Aanschafwaarde €50.000 , afschrijven met 7%.

- jaar 1: 50.000 - 7%

7% =

- jaar 1:

100%

50.000

Slide 11 - Slide

Voorbeeld:

Aanschafwaarde €50.000 , afschrijven met 7%.

- jaar 1: 50.000 - 7%

50.000-3500 = €46.500

7% =

- jaar 1:

= 3500

100%

50.000

Slide 12 - Slide

Voorbeeld:

Aanschafwaarde €50.000 , afschrijven met 7%.

- jaar 1: 50.000 - 7%

50.000-3500 = €46.500

- jaar 2: €46.500 - 7%

7% =

- jaar 1:

= 3500

100%

50.000

Slide 13 - Slide

Voorbeeld:

Aanschafwaarde €50.000 , afschrijven met 7%.

- jaar 1: 50.000 - 7%

50.000-3500 = €46.500

- jaar 2: €46.500 - 7%

7% =

- jaar 1:

= 3500

- jaar 2:

= 3255

100%

50.000

100%

46.500

Slide 14 - Slide

Voorbeeld:

Aanschafwaarde €50.000 , afschrijven met 7%.

- jaar 1: 50.000 - 7%

50.000-3500 = €46.500

- jaar 2: €46.500 - 7%

46.500 - 3255 = €43.245

7% =

- jaar 1:

= 3500

- jaar 2:

= 3255

100%

50.000

100%

46.500

Slide 15 - Slide

Oefenen

- Kennistoets

- Rekenblad

Slide 16 - Slide

Dus...

Bedrijf heeft bedrijfsmiddelen --> slijten, worden minder waard --> Als het na de gebruiksperiode nog € waard is: restwaarde

Je verdeelt de kosten over meerdere jaren --> kan op 2 manieren.

- Aanschafwaarde (elke x zelfde bedrag)

- Boekwaarde (elke x ander bedrag --> % vd boekwaarde)

Slide 17 - Slide

Opdracht 13 - afschrijvingen (4.6)

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

More lessons like this

Hoofdstuk 6 - les 2

Kosten van bedrijfsmiddelen, 16-09-2021

Kosten van bedrijfsmiddelen, 14-09-2021

Duurzame productiemiddelen

Duurzame bedrijfsmiddelen (afschrijving)

BA BS21 Les 5 Afschrijvingen

Les maandag 15 april

Afschrijvingskosten