BA BS21 Les 5 Afschrijvingen

Duurzame productiemiddelen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Duurzame productiemiddelen

Slide 1 - Slide

Wat zijn duurzame productiemiddelen?
A
Die gaan meer dan één productieproces mee
B
Die zijn milieuvriendelijk
C
Die zijn heel duur in aanschaf

Slide 2 - Quiz

Duurzame productiemiddelen
Bedrijfsmiddelen die langer meegaan dan één productieproces (één jaar) zoals:

machines, 
meubilair
computers
vervoermiddelen

Slide 3 - Slide

Wat is de omlooptijd van een productiemiddel? Dat is de periode
A
tussen aanschaf en terugverdienen
B
zolang duurt een hele productie cyclus
C
tijd tussen aanschaf en eerste productie

Slide 4 - Quiz

Omlooptijd:

periode tussen het moment van investeren en het moment dat het geïnvesteerde bedrag weer is terugverdiend.

Aanschaf waarde wordt via afschrijvingen in de prijs van je product doorberekend

Slide 5 - Slide

Afschrijvingen geven waarde vermindering weer.

A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Afschrijvingen geven waarde vermindering weer.
Waardevermindering door bijvoorbeeld slijtage of veroudering.

Slide 7 - Slide

hoe lang duurt totdat het economisch niet meer verstandig is om het te gebruiken
hoe lang gaat het mee, totdat we het niet meer kunnen gebruiken
De technische levensduur
De economische levensduur

Slide 8 - Drag question

Technische levensduur :
Het middel doet waarvoor het gekocht is.
Economische levensduur: 
Qua kosten is het rendabel om het middel te blijven gebruiken.


 


Slide 9 - Slide

Zijn afschrijvingen kosten?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Afschrijving wel kosten, maar geen uitgaven 

Slide 11 - Slide

Aanschafprijs €60.000Restwaarde €3.000Levensduur 6 jaar.Wat is de jaarlijkse afschrijving?
A
€9.500
B
€10.000
C
€3.000

Slide 12 - Quiz

De waardevermindering is: €60.000 -€3.000 = €57.000 in 6 jaar. Dus €57.000 / 6 = €9.500 per jaar

Slide 13 - Slide

Afschrijven met een percentage van de aanschafwaarde

Aanschafwaarde machine is € 40.000.
Je wilt elk jaar 15% van de aanschafwaarde afschrijven.
Afschrijvingskosten per jaar ??
Na 4 jaar is de afschrijving totaal ??
15% van € 40.000 = € 6.000
4 x € 6.000 = € 24.000



Slide 14 - Slide

Afschrijven met de aanschafwaarde en restwaarde

Aanschafwaarde € 55.000
Na 5 jaar is hij nog € 5.000 waard (= restwaarde)
Wat is de afschrijving per jaar?
     € 55.000- € 5.000= € 10.000

Slide 15 - Slide

Afschrijven met een percentage van de boekwaarde

(Boekwaarde is het bedrag dat het productiemiddel na elk jaar nog waard is).
Aanschafwaarde € 120.000. Per jaar 5% van de boekwaarde afschrijven. Bereken de afschrijvingen van de eerste 3 jaar.

Slide 16 - Slide

Aanschafwaarde € 120.000. Per jaar 5% van de boekwaarde afschrijven. Bereken de afschrijvingen van de eerste 3 jaar.


1e jaar = € 120.000 – (5% van € 120.000) = € 120.000 – € 6.000 = € 114.000
2e jaar = € 114.000 – (5% van € 114.000) = € 114.000 – € 5.700= € 108.300
3e jaar = € 108.300 – ( 5% van € 108.300) = € 108.300 – € 5.415= € 102.885

Slide 17 - Slide

zelf aan de slag 
opdracht 4, 5, 6 en 7
V.O.F. Steigerbouw Haitsma 

Slide 18 - Slide

komende 2 lessen
volgende week alles herhalen
vragen stellen
1e les na de vakantie (is dinsdag 26 oktober)  toets 
(theorie is blz. 82 tot en met 90 van je boek pus alle gemaakte opdrachten)

Slide 19 - Slide