3.2 Tel uit je winst

herhaling "Winst"
Omzet, inkoopwaarde, brutowinst, nettowinst, bedrijfskosten

31 mei 
hierna: examenvragen bespreken en maken 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

herhaling "Winst"
Omzet, inkoopwaarde, brutowinst, nettowinst, bedrijfskosten

31 mei 
hierna: examenvragen bespreken en maken 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
1. Je leert omzet, inkoopwaarde, brutowinst, bedrijfskosten en nettowinst uit te rekenen.
2. Je leert hoe je moet kunnen uitleggen waardoor de nettowinst kan veranderen
3. Je leert te verklaren wanneer er sprake is van nettowinst en wanneer er sprake is van nettoverlies.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Verkoopopbrengst
Verkoopopbrengst:
Het geld dat een winkelier ontvangt voor de verkoop van zijn producten.
Dagopbrengsten worden opgeteld per week, per maand of een andere periode.
Verkoopopbrengst in een periode heet: omzet

Slide 4 - Slide

Tussen omzet en inkoopwaarde
Inkoopwaarde
Een winkelier moet producten inkopen. Het bedrag dat betaald wordt voor het product noemt men inkoopwaarde.
 Brutowinst:  Het verschil tussen verkoopopbrengst (omzet) en inkoopwaarde 

Slide 5 - Slide

De kosten
De bedrijfskosten zijn de kosten die gemaakt worden voor het opbrengen van omzet.
Loonkosten en grondstoffenkosten

Slide 6 - Slide

Bestemming van de winst
Brutowinst – bedrijfskosten = Nettowinst 

 Nettowinst is voor de eigenaar van de winkel
Investering

Slide 7 - Slide

Verlies

Een winkelier kan ook verlies maken. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Huiswerk
opdr. 1 t/m 14 maken

Slide 15 - Slide