Taaltrap les 8.2 De mens - vrijdag 31 maart

Taaltrap 8-2        De mens
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Taaltrap 8-2        De mens

Slide 1 - Slide

De mens van binnen en van buiten

Toets vrijdag 31 maart






Slide 2 - Slide

Vandaag
Het is vandaag...................            De datum is ............

Morgen is het .............
Overmorgen is het ..........

Gisteren was het ................
Eergisteren was het ............
Het is lente / voorjaar

Slide 3 - Slide

LEZEN
We lezen 15 minuten in ons boek.

Schrijf moeilijke woorden in je schrift.
-Zoek op wat het betekent.
-Vraag wat het betekent.


timer
15:00

Slide 4 - Slide

Doel van de les
WERKWOORDEN
- Je weet dat een werkwoord 
      * een tegenwoordige tijd heeft = nu
      * een verleden tijd heeft = gisteren, vorig jaar, lang geleden
- Je kunt werkwoorden indelen in nu en toen.
- Je kunt zinnen maken met een werkwoord.


Slide 5 - Slide

8.13 tegenwoordige en verleden tijd
1. We gaan verder met het 'plak-blad'.
2. Welk werkwoord hoort erbij.
3. Vul het werkwoordschema in.
4. We kijken het samen na.

Slide 6 - Slide

tegenwoordige tijd
nu, morgen
verleden tijd = eerder, toen, 'oude tijd'
zien
ik zie
hij ziet
wij zien
ik zag
hij zag
wij zagen
roepen
ik roep
hij roept
wij roepen
ik riep
hij riep
wij riepen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Bladzijde 141

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Kahoot tt en vt

Slide 11 - Slide

Maak goede zinnen met het werkwoord WERKEN

Slide 12 - Open question

Maak goede zinnen met het werkwoord LOPEN

Slide 13 - Open question

Maak goede zinnen met het werkwoord SPELEN.

Slide 14 - Open question

Oefenen
Ga in Diglin
naar REGELS

en oefen
de werkwoorden

Slide 15 - Slide

tegenwoordige tijd wordt 
verleden tijd
Paarse EBG boek
bladzijde 119

Schrijf de zin in de 
verleden tijd.

zie volgende dia.

Slide 16 - Slide

EBG bladzijde 119
1. glijden -->
2. blijf -->
3. kijkt -->
4. krijgt -->
5. rijden -->
6. schijnt -->
7. snijdt -->
8. wrijft -->
9. verdwijnt -->
10. slijpt -->

Slide 17 - Slide

Doel van de tweede les
- Je kunt vertellen over het verhaal van 'de dikke enkel'.
- Je kunt het verhaal naspelen.

- Je kunt antwoord geven op de vragen.
- Je kunt de antwoorden opschrijven.






Slide 18 - Slide

De dikke enkel.
- Eerst luisteren zonder meelezen.
- Navertellen.
- Luisteren mét meelezen op het bord.
- Naspelen

- Daarna zelfstandig Diglin lezen + maken.
- Klaar? Dan de opdracht uit het boek = dia 15

Slide 19 - Slide

antwoorden in je schrift
boek Diglin+ 
je schrift
bladzijde 63 = verhaal              bladzijde 64 = vragen

- Geef antwoord op de vraag.
- Denk aan de hoofdletter en de punt.
- Gebruik de goede vorm van het werkwoord.

Slide 20 - Slide

Diglin - lezen 3 

De dikke enkel

Slide 21 - Slide

Doel van de derde les
VERWIJSWOORDEN
- Je weet wanneer je deze/die en dit/dat gebruikt.
- Je kent dit schema:




dichtbij / hier
ver weg / dáár
de-woorden
deze
die
het-woorden
dit
dat

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Taaltrap blz. 143
Verwijswoorden
    deze 
    die
    dit
    dat

Slide 25 - Slide

voorbeeld verwijswoorden

Slide 26 - Slide

nog verder voorbereiden
EBG boek of los blad

Slide 27 - Slide