This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Longventilatie
Slide 1 - Slide
Terugblik...
Slide 2 - Slide
Houdt grote stofdeeltjes tegen.
Maakt de lucht die je inademt vochtig.
Vervoert het slijm naar de keelholte.
Verwarmt de ingeademde lucht.
Voorkomt dat stofdeeltjes en ziekteverwekkers in de longen komen.
Waarschuwt voor stinkende gassen.
Hier staan functies van delen van het ademhalingsstelsel.
Sleep het deel naar de juiste functie.
Neusslijmvlies
Neusharen
Reukzintuig
Trilharen
Neusslijmvlies
Neusslijmvlies
Slide 3 - Drag question
longblaasjes
longen
brochien
brochiolen
luchtpijp
Slide 4 - Drag question
De trilhaartjes in verliezen hun functie en slijm hoopt zich op. Dit heeft NIET als gevolg...
A
meer luchtweginfecties
B
meer longcapaciteit
C
zuurstofgebrek
D
longblaasjes sterven af
Slide 5 - Quiz
Waar geldt de volgende reactievergelijking: Hb + O2 HbO2
A
In je longen
B
In je spieren
Slide 6 - Quiz
Als zuurstof van de lucht in je longen naar je bloed diffundeert, waar is er een hogere pO2?
A
In de lucht in je longen
B
In het bloed
C
De pO2 is gelijk
Slide 7 - Quiz
Hoe heet het bloedvat vanaf de longen naar het hart?
A
aorta
B
longslagader
C
longader
D
holle ader
Slide 8 - Quiz
Leerdoelen:
Je kunt uitleggen op welke wijze longventilatie tot stand komt.
Je kunt beschrijven hoe het longvolume verandert tijdens ventilatiebewegingen.
Je kunt beschrijven hoe de ademfrequentie wordt geregeld.
Slide 9 - Slide
Borstholte
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Borstademhaling
Slide 12 - Slide
Borstademhaling
Slide 13 - Slide
De borstademhaling begint met
A
samentrekken tussenribspieren
B
samentrekken middenrif
C
luchtdruk daling in de longen
D
vergroting van de longen
Slide 14 - Quiz
aan het begin van een inademing is de druk in de longen......dan de buitenlucht
A
groter
B
gelijk
C
kleiner
Slide 15 - Quiz
Luchtdrukdaling in de longen kan worden veroorzaakt worden door...
A
samentrekken middenrif
B
veerkracht van longweefsel
C
samentrekken buikspieren
D
ontspanning borstspieren
Slide 16 - Quiz
Buikademhaling
Slide 17 - Slide
Buikademhaling
Slide 18 - Slide
Buikademhaling
Slide 19 - Slide
https:
Slide 20 - Link
Een turnster hangt ondersteboven aan een rekstok.
Bij bepaalde adembewegingen gebruikt zij in deze houding meer energie dan wanneer zij normaal rechtop staat. Welke adembewegingen kosten in deze houding meer energie dan wanneer zij normaal rechtop staat en even frequent ademt?
A
inademing bij zowel de rib- als de middenrifademhaling
B
inademing bij de ribademhaling en uitademing bij de middenrifademhaling
C
uitademing bij de ribademhaling en inademing bij de middenrifademhaling
D
uitademing bij zowel de rib- als de middenrifademhaling
Slide 21 - Quiz
Ademhaling regelen
Via koolstofdioxidezintuigcellen in bloedvaten
Impulsen naar ademcentrum in hersenen
Hersenen sturen signalen naar tussenribspieren en middenrifspieren
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Waar wordt de ademhaling geregeld?
A
Door het hartritme
B
In de longen
C
Door de O2 en CO2 uitwisseling
D
In het ademcentrum in de hersenstam
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
https:
Slide 27 - Link
Ademvolume Binas 83B
Slide 28 - Slide
1
5
6
7
Vitale capaciteit
Ademvolume
Restvolume
Longvolume
Slide 29 - Drag question
Hoeveelheid lucht die bij een rustige ademhaling wordt in- of uitgeademd
Hoeveelheid lucht die je extra kunt inademen bij diepe inademing
Deel van je ademhalingsstelsel waarvan de lucht niet de longblaasjes bereikt (ongeveer 150ml)
Hoeveelheid lucht die je extra kunt uitademen bij diepe uitademing
Hoeveelheid lucht die in de longen achterblijft na zo diep mogelijke uitademing
Hoeveelheid lucht die maximaal per ademhaling kan worden in- of uitgeademd
Totale inhoud van de longen
Vitale capaciteit
Inspiratoir reservevolum
Ademvolume
Restvolume
Expiratoir reservevolume
Dode ruimte
Longvolume
Slide 30 - Drag question
Bij een klaplong is er sprake van een gaatje of scheurtje in het longweefsel. Dit weefsel trekt zich vervolgens door zijn elasticiteit samen. Er stroomt lucht vanuit de long in de ruimte tussen longvlies en borstvlies. Iemand die een klaplong heeft, gaat al bij geringe inspanning hijgen.
Waardoor wordt dit hijgen vooral veroorzaakt?
A
doordat de concentratie koolstofdioxide in het bloed hoger word
B
doordat de concentratie zuurstof in het bloed lager wordt
C
doordat de dissimilatie in de tussenribspieren wordt gestimuleerd
D
doordat de dissimilatie in de hartspier wordt gestimuleerd.
Slide 31 - Quiz
Iemand heeft een klaplong. De andere long is normaal. Tijdens de inademing wordt aan de kant van de klaplong de druk in de ruimte tussen longvlies en borstvlies vergeleken met de druk in de klaplong.
Is er tijdens de inademing een verschil in druk? Zo ja, waar is de druk het laagst?
A
Er is geen verschil in druk.
B
De druk is het laagst in de ruimte tussen longvlies en borstvlies