Vul bij 'CODE INVOEREN' de code die op het bord staat in
Vul bij 'Hoe heet je?' je echte voornaam in
Slide 2 - Slide
€conomie - Paragraaf 1.2
Slide 3 - Slide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting
2 minuten
20 minuten
15 minuten
15 minuten
5 minuten
±
±
±
±
Slide 4 - Slide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting
Slide 5 - Slide
Doelen van deze les
Na deze les kun je:
het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen
de functies van geld noemen
het ontstaan van geld beschrijven
de randvoorwaarden van het geldsysteem beschrijven
uitleggen wat inflatie inhoudt
Slide 6 - Slide
Doelen van deze les
uitleggen wat koopkracht inhoudt
rekenen met procentuele stijging/daling
rekenen met indexcijfers
Slide 7 - Slide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting
Slide 8 - Slide
Experiment ruil
Dit experiment is klassikaal
Je krijgt een kaartje met "ik wil ..." → deze houd je het hele experiment
Je krijgt een kaartje met een foto van een product → deze ga je ruilen
Als je het kaartje met de foto van het product hebt dat op je kaartje met "ik wil ..." staat, ga je zitten
Slide 9 - Slide
Twee soorten ruil
Directe ruil
Slide 10 - Slide
Twee soorten ruil
Indirecte ruil
Slide 11 - Slide
Hoe kun je betalen?
Slide 12 - Mind map
Twee soorten geld
Chartaal geld
Giraal geld
Slide 13 - Slide
Wat kun je doen met geld?
Slide 14 - Mind map
Functies van geld
Ruilmiddel
Spaarmiddel
Rekenmiddel
Slide 15 - Slide
Waarom vertrouwen we erop dat een briefje van € 10 ook echt € 10 waard is?
Slide 16 - Open question
Fiduciair geld
We hebben het afgesproken
Het is in de wet vastgelegd (wettig betaalmiddel)
Slide 17 - Slide
Maar waarom konden we 10 jaar geleden dan voor € 10 bijna 17 bolletjes Van Der Poel ijs kopen (€ 0,60 per bolletje) en nu nog maar 9 (€ 1,10 per bolletje)?
Slide 18 - Open question
Koopkracht & Inflatie
€ 10 blijft € 10 waard
Maar de hoeveelheid producten die je ervoor kunt kopen (koopkracht) kan dalen
Dit kan onder andere komen door een stijging van het gemiddeld prijspeil (inflatie)
Slide 19 - Slide
Rekenen met inflatie
Procentuele verandering → (nieuw - oud) ÷ oud x 100
Indexcijfers → nieuw getal ÷ getal basisjaar x 100
Rond af op 1 decimaal
Slide 20 - Slide
Rekenen met inflatie - voorbeeld
In 2015 kostte een reep chocola € 0,69. In 2016 was dit € 0,74.
Bereken de procentuele verandering.
(nieuw - oud) ÷ oud x 100
(0,74 - 0,69) ÷ 0,69 x 100 = 7,2%
Slide 21 - Slide
Rekenen met inflatie - voorbeeld
In 2015 kostte een reep chocola € 0,69. In 2016 was dit € 0,74.
Bereken het indexcijfer voor 2016 als 2015 het basisjaar is.
nieuw getal ÷ getal basisjaar x 100
0,74 ÷ 0,69 x 100 = 107,2
Slide 22 - Slide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting
Slide 23 - Slide
Stiltekwartier
Werk volgens de studiewijzer
timer
15:00
Slide 24 - Slide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting
Slide 25 - Slide
Werken
Werk volgens de studiewijzer
Slide 26 - Slide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Toepassing
5. Afsluiting
Slide 27 - Slide
Directe ruil
Indirecte ruil
Banaan voor een appel
Banaan kopen bij AH
Boekenbon voor een boek
Kleding met korting bij H&M
Slide 28 - Drag question
Chartaal geld
Giraal geld
Contactloos betalen
Betalen met euromunten
Betalen met creditcard
Betalen met een cheque
Slide 29 - Drag question
Waarom kunnen we zeggen dat ons geld fiduciair is?
A
We hebben vooral giraal geld
B
Het is een wettig betaalmiddel
C
Het is indirecte ruil
D
We hebben het zo afgesproken
Slide 30 - Quiz
In 2016 kostte een frikandelbroodje € 0,99. In 2018 € 1,09. Bereken de procentuele stijging van de prijs.
Slide 31 - Open question
In 2016 kostte een frikandelbroodje € 0,99. In 2018 € 1,09. Bereken het indexcijfer voor 2018 met 2016 als basisjaar.