Samenvatting proefwerk

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas.
  • Ga rustig op je plek zitten.
  • Leg je werkspullen op tafel.
  • Leg je boek op tafel.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas.
  • Ga rustig op je plek zitten.
  • Leg je werkspullen op tafel.
  • Leg je boek op tafel.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Bijkletsen (5 minuten)
  • Lezen (10 minuten)
  • Woord van de dag (5 minuten)
  • Samenvatten (25 minuten)

Slide 2 - Slide

timer
5:00

Slide 3 - Slide

10 minuten lezen!
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Les 1: Leesstrategieën
  • Globaal lezen
    Je leest globaal als je snel het onderwerp van de tekst wilt weten.
  • Lees de titel, inleiding en tussenkopjes van de tekst.
  • Bekijk de afbeeldingen en lees de eerste en laatste zin van elke alinea.

Slide 5 - Slide

Les 1: Leesstrategieën
  • Zoekend lezen
    Je leest zoekend als je meer wilt weten over het onderwerp of als je antwoord op een vraag zoekt.
  • Bedenk eerst goede trefwoorden. Dit kunnen meerdere woorden zijn.
  • Bekijk eerst de inhoudsopgave, titel, tussenkopjes en afbeeldingen om het onderwerp te vinden.

Slide 6 - Slide

Les 1: Leesstrategieën
  • Nauwkeurig lezen
    Je leest nauwkeurig als je informatie nodig hebt om iets uit te voeren of als je een samenvatting moet maken.
  • Je leest de hele tekst van begin tot eind en probeert alles te begrijpen.

Slide 7 - Slide

Les 2: Herhaling en overdrijving
  • Herhaling
  • Door één of twee woorden of zelfs een hele zin nog een keer te noteren, legt de schrijver de nadruk op die woorden.
  • Voorbeeld: Bla bla bla

Slide 8 - Slide

Les 2: Herhaling en overdrijving
  • Overdrijving
  • Door te overdrijven maakt een schrijver iets groter, beter of erger dan het vaak is. Het is bedoeld om humor toe te passen in teksten.
  • Voorbeeld: Ik sterf van de honger

Slide 9 - Slide

Les 14: Tekstdoelen
Elke tekst heeft een bepaald doel:
  • Informeren: De schrijver wil je iets leren.
  • Instructie geven: De schrijver wil je uitleggen hoe je iets moet doen.

Slide 10 - Slide

Les 14: Tekstdoelen
  • Overtuigen: De schrijver wil je overtuigen van zijn/haar mening.
  • Overhalen: De schrijver wil dat je iets doet of koopt.
  • Vermaken/amuseren: De schrijver wil dat je plezier hebt van de tekst.

Slide 11 - Slide

Les 15: Tekstverbanden
In elke tekst staan vaak verschillende verbanden. Als je deze verbanden herkent, begrijp je de tekst beter.
Let op signaalwoorden.
  • Opsomming: ten eerste, daarnaast, en, verder, ook, bovendien, allereerst, ten slotte, enzovoort
  • Oorzaak en gevolg: zodat, hierdoor, daardoor, waardoor, doordat

Slide 12 - Slide

Les 15: Tekstverbanden
Conclusie: dus, samenvattend, daarom, kortom.
Tegenstelling: maar, echter, toch, hoewel, daarentegen, desondanks, aan de ene kant... aan de andere kant.
Voorbeeld: bijvoorbeeld, zo, zoals, neem.
Toelichting: dat houdt in, dat wil zeggen, met andere woorden, zo, bijvoorbeeld, ter illustratie.

Slide 13 - Slide

Les 15: Tekstverbanden
Tijd: eerst, toen, daarna, vervolgens, later, ten slotte, voordat, vroeger, eerder, tegelijkertijd, terwijl.
Doel en middel: waarmee, daarmee, met het doel, met, door middel van, om, met behulp van.

Slide 14 - Slide

Wat moet je leren?
Deze aantekeningen.
De woordenlijsten van les 1, 14 en 15.
De opdrachten die je hebt gemaakt.

Slide 15 - Slide