Conclusie: dus, samenvattend, daarom, kortom.
Tegenstelling: maar, echter, toch, hoewel, daarentegen, desondanks, aan de ene kant... aan de andere kant.
Voorbeeld: bijvoorbeeld, zo, zoals, neem.
Toelichting: dat houdt in, dat wil zeggen, met andere woorden, zo, bijvoorbeeld, ter illustratie.